Na precies veertig jaar nam hoofdcommissaris
Blaauw in 1990 afscheid van de Rotterdamse politie. Sinds zijn
pensionering publiceert hij vrijwel jaarlijks boeken over beruchte
moordzaken. Hij reconstrueert deze zaken onder andere op grond van
rechtbank- en politiearchieven. Zo heeft hij de beruchte moordzaak op
een haltechef van de spoorwegen in Giessen-Nieuwkerk uit de twintiger
jaren in het rijksarchief in Noord-Holland bestudeerd. Hierover
publiceerde hij in 1996 in het boek 'Verdacht van moord. Reconstructie
van zes dubieuze Nederlandse moordonderzoeken'. Zijn laatste boek 'De
moord op Marietje van Os en andere geruchtmakende moordzaken'
verscheen in 1997.
Hoe is uw carrière verlopen als politieman?
Mijn vader was bij de politie. Van hem heb ik de
heilige uitgangspunten van het vak geleerd. Ik ben in 1950 als
aspirant-agent op 21-jarige leeftijd begonnen bij de politie te
Rotterdam. Binnen die veertig jaar bij de Rotterdamse politie heb ik
alle diensten doorlopen: van de geüniformeerde dienst tot de
recherche, de zeden- en kinderpolitie, de verschillende recherche
diensten zoals, moordzaken, narcotica, centrale recherche en het
regionaal bijstandteam. Na een opleiding van zes maanden aan de
agentenschool, volgde ik naast mijn baan, de politieacademie te
Hilversum. Toen ik het inspecteursdiploma had behaald in 1956, kreeg
ik zeer tot mijn verbazing, een aanbod van de toenmalige
hoofdcommissaris om inspecteur te worden in Rotterdam. Dat was niet
gebruikelijk. Van agent werd je inspecteur. Dat was een hele grote
stap: van twee strepen naar twee sterren. In 1966 liep ik een aantal
maanden stage in Chicago en Kansas City. Na de rang van
hoofdinspecteur en commissaris behaalde ik in 1985 de eindrang van
hoofdcommissaris van politie te Rotterdam.
Hoe bent u op het spoor gekomen van deze
beruchte en dubieuze moordzaken?
De herkomst van die zaken is voor mij vrij
simpel te verklaren. Op de een of andere wijze had ik er beroepsmatig
mee te maken: het zij zelf, dan wel door mijn interesse in moordzaken.
Ik ken gewoon veel zaken. Op het gebied van serie-moorden heb ik vrij
veel onderzoek gedaan. Ik heb heel veel legendarische Duitse serie
moordenaars in de literatuur of in de archieven bestudeerd. Vanuit
mijn vak interesseert mij de werkwijze, de verhoortaktiek en de
tactiek bij het opsporen van een moordenaar. Vervolgens heb ik een
aantal zaken geselecteerd en beschreven in tot nu toe vijf boeken.
Tijdens mijn bezoek in 1990 aan Amerika zag ik
bij toeval een encyclopedie van seriemoordenaars en daar stond een
Duitser bij, een zekere Bruno Lüdke. In de encyclopedie stond dat
Lüdke de grootste sex-moordenaar van West-Europa was, met 83 moorden
op zijn naam. Dat vond ik vreemd, want van Lüdke had ik nog nooit
gehoord, terwijl ik heel veel Duitse seriemoordenaars heb bestudeerd.
Terug in Nederland wilde ik daar onderzoek naar doen.
In de literatuur was een artikel verschenen van
een Kriminalkommissar uit Hamburg uit begin van de jaren vijftig. De
moorden waarvoor Lüdke opgepakt was, speelden tussen de jaren
1922-1943. Hij schreef dat hij twijfel had over twee of drie
bekentenissen van Lüdke. De dossiers zouden waarschijnlijk bij een
bombardement verloren zijn gegaan. Nou interesseren mij valse
bekentenissen enorm. Met hulp van Berlijnse collega's ben ik op zoek
gegaan naar die dossiers. In 1991 kreeg ik de mededeling dat de
dossiers zouden kunnen zitten in het Brandenburgische Landes
Hauptarchiv. Ik daar naar toe. Op een tafel lagen tien dikke dossiers
onder het stof van de zaak Lüdke, met de mededeling dat in de kelder
nog 340 dossiers over Lüdke lagen. Ik ben begonnen bij de laatste
moord waarvoor hij gearresteerd was. Als je twintig jaar kans ziet uit
handen van de politie te blijven, dan ben ik zeer geïnteresseerd hoe
het dan kan, dat je na deze zoveelste moord gearresteerd wordt. Ik heb
de verhoren 800 pagina's vergeleken met het rapport van de plaats van
het misdrijf. Dat klopte niet. Daar zaten manco's in, in die twee. Ik
ben diverse malen teruggegaan en heb alle belangrijke stukken
gekopieerd. De analyse van de zaak kan ik niet in het archief doen,
dat doe ik thuis.
Geleidelijk ontstond voor mij het beeld dat die
bekentenissen vals waren. Lüdke heeft bekend dat hij 53 moorden heeft
gepleegd. Men heeft hem buiten die 53 moorden nog naar dertig andere
plaatsen gebracht en gevraagd heb jij die moord ook gepleegd? Die
heeft hij ontkend. Later heeft men in publicaties die moorden toch aan
hem toegekend.
Ik heb interviews gedaan in Duitsland en een
boek hier over geschreven. In het Duitse blad Kriminalistik heb ik een
samenvatting van mijn boek over deze zaak gepubliceerd. Mijn stelling
is: het zijn valse bekentenissen, Lüdke heeft niet één moord gepleegd.
Op mijn boek en artikel heb ik van de Duitse justitie en politie geen
respons gekregen. Niemand spreekt het tegen. Een Duitse professor,
criminoloog, een ex-spion van de KGB, beweert in een brief aan een
Engelse misdaadschrijver, dat mijn verhaal eenzijdig zou zijn en dat
de Berlijnse recherche in 1943 zoiets niet deed. Ik heb hem uitgedaagd
zijn verhaal ook in het tijdschrift Criminalistik te publiceren. Tot
op dit moment: geen letter.
Hoe kan het dat Bruno Lüdke al die valse
bekentenissen heeft gedaan?.
Lüdke was een man van 35 jaar, een wat
zwakzinnige figuur, woonde in Potsdam en stond bekend als 'domme
Bruno'. Hij deed geen vlieg kwaad. Hij had ooit een konijntje gestolen
tijdens de oorlog en werd betrapt toen hij dat beestje in de
plaatselijke kroeg wilde verkopen. Hij was nog nooit buiten Potsdam
geweest. Hij is bij een routine-onderzoek, naar aanleiding van een
moord op een vrouw in het park te Potsdam, ondervraagd. Van iedereen
met criminele antecedenten werd het alibi gecontroleerd. Dat is een
heel zinnige zaak. Dat heb ik zelf ook veel gedaan. Hij is aangehouden
en in Berlijn op het hoofdbureau verhoord. Na drie dagen verhoor werd
hij mee genomen naar zijn huis in Potsdam om huiszoeking te doen. Zijn
zwager en zus zagen hem met een opgezwollen oog, verwondingen aan zijn
hoofd en een dikke lip. Zijn zwager vroeg wat er met hem aan de hand
was. Bruno antwoordde: 'Als ik niet beken dat ik Frau Schulz heb
vermoord, dan schieten zij mij dood. Zij hebben mij zo geslagen'. Hij
heeft na mishandeling bekend en er is een band ontstaan tussen
verhoorder en verdachte. De verhoorder heeft hem langs psychologische
weg ingepakt.
Dit is een voorbeeld van het afronden van een
verhaal vanuit het archief, vanuit interviews en ik ben ook op de
plaatsen van de moorden geweest. Door het archiefonderzoek heb ik ook
een fout ontdekt in de werkwijze van de reconstructie. Ik leg bloot
dat hier groot onrecht is geschied, er blijft kortweg geen donder van
over en er is geen hond die er op reageert.
Heeft u reacties ontvangen op uw publicaties
in Nederland?
Hier krijg ik ten aanzien van de zaken die ik
heb beschreven in 'Verdacht van moord. Reconstructie van zes dubieuze
moordzaken' bijna dezelfde reactie: namelijk ook niks. Geen reactie.
(van de bij de zaken betrokken politieautoriteiten) Ik krijg op mijn
boeken wel veel positieve reacties uit de politiewereld. Zij vinden
het mooi dat dit beschreven is, als een soort geschiedschrijving en
vinden dat zij er veel van kunnen leren. Maar in 'Verdacht van moord'
heb ik zaken beschreven (onder andere over de paskamermoord van 1984),
waarbij ik regelrecht heb geschreven over politie-instanties, waarvan
het onderzoek niet deugt. Uit die hoek heb ik geen reactie gekregen.
Er is niemand die weerspreekt wat ik geschreven heb. De politiecultuur
zit een beetje zo in elkaar dat, als men over iets zwijgt dan moet je
heel voorzichtig gaan denken dat opgaat: wie zwijgt stemt toe, denk ik
dan maar. Ik heb ook reacties gekregen van betrokkenen. Na het
verschijnen van het boek 'de moord op Marietje van Os' werd
ik benaderd door een jonger zusje van haar. Zij was blij dat het
verhaal beschreven was. Ik heb ook jaren later, urenlang gesproken met
ouders van vermoorde kinderen over het gebeurde. Zij hebben het -ik
weet niet goed hoe ik het beschrijven moet- als een soort bevrijding
ervaren. Dan heb ik het gevoel dat je iets goed gedaan hebt.
Bent u uitgenodigd op de politieacademie om
te vertellen over fouten die gemaakt kunnen worden tijdens het
onderzoek?
Dat heb ik jaren gedaan. Ik heb jaren gedoceerd
aan de rechercheschool. Ik heb behalve deze boeken, een dik vakwerk
geschreven 'criminele tactiek', waarin alle facetten staan van de
criminele tactiek: over rechercheren, verhoren, valse bekentenissen,
gijzelingen, narcotica, moordonderzoeken, infiltratie en ontvoering.
Ik heb ook lezingen en cursussen gegeven voor de
rechercheschool in Schotland, in Lissabon en in Amerika. Ik heb in
Amerika een opleiding gehad bij de FBI in 1971.
Gaat de FBI nu heel anders te werk dan de
Nederlandse politie?
Ja, daar zit toch wel een groot verschil in.
Maar de taktiek is hetzelfde, die is over de hele wereld universeel.
In Amerika is de werkwijze op het gebied van het politieverhoor toch
wel wat anders dan hier, zeker wat ik zie als ethisch niet
aanvaardbaar, daar hebben zij geen problemen mee. Ik noem het
misleidend. Dat gebeurt hier ook wel. Ik zal een voorbeeld geven.
Wanneer je tegen een verdachte zegt, die een moord ontkent - stel er
is iemand doodgestoken en op het mes heb je geen enkel spoor gevonden-
en je zegt tegen hem: 'Wat zou je er van zeggen, als jouw
vingerafdrukken op dat mes zouden staan'. Dan suggereer je iets. Ik
heb het dossier van een moordonderzoek uit 1994 onderzocht, een moord
op een stewardess te Putten. Ik heb daarvan publiekelijk gezegd voor
de televisie in een uitzending van een uur, dat die twee mannen die
daarvoor tot tien jaar veroordeeld zijn, op valse bekentenissen zijn
veroordeeld. Ik heb uitgelegd waarom en hoe dat gekomen is. Ik heb de
dossiers bestudeerd, ik ben ter plekke geweest en ik heb die
veroordeelden uren lang geïnterviewd in de gevangenis. Mijn uitspraak
is door niemand weersproken. Er is niemand die in brand vliegt, dat
zou ik wel gedaan hebben als ik chef recherche was, die dat
moordonderzoek had geleid. Ik zou terstond de volgende morgen opgebeld
hebben, om te vragen om dat te komen uitleggen.
Er worden niet alleen fouten gemaakt bij de
politie, ook bij de rechterlijke macht. Die wordt door het
politieonderzoek al op een verkeerd spoor gezet.
Aan een gerechtelijke dwaling gaat in de regel
een politionele dwaling vooraf. In de zaak Giessen-Nieuwkerk was dat
heel duidelijk. Er zijn fouten gemaakt tot aan de Hoge Raad toe. Ze
hebben niet kritisch gekeken. Ze waren overtuigd dat is de moordenaar
en waren daar niet meer van af te brengen. (In de zaak
Giessen-Nieuwkerk werden onschuldigen veroordeeld op grond van onder
druk afgelegde, valse getuigenverklaringen)
Door mijn vak heb ik geleerd om met feiten om te
gaan.
Daarom zal ik nooit beginnen aan
fictie-schrijven. Afgezien van de vraag of ik het zou kunnen, doe
ik het niet omdat het mij niet interesseert. De werkelijkheid is
veel spannender.
Je moet tijdens een onderzoek er voor waken dat
je geen oogkleppen opzet. Je moet je steeds afvragen of het ook anders
gebeurd kan zijn. Kan dit überhaupt zo. Gebrek hieraan heeft toch
geleid dat mensen ten onrechte veroordeeld zijn.
Dat is ook gebeurd in de paskamermoord in 1984.
Men heeft op een gegeven moment gezegd: dat is de moordenaar. Daar is
op toegewerkt. Als mensen dan onder druk komen te staan en een
tijdlang in de cel zitten, zijn zij in staat om op een gegeven moment
de gekste dingen te bekennen. Ik zou u zo mensen kunnen aanwijzen,
die als ik ze onder druk zet, de moord op Floris V bekennen.
Hoe gaat u te werk bij het reconstrueren van
deze moordzaken. Heeft u een bepaalde methodiek?
Ik ga eerst inventariseren wat er in de
archieven te vinden is aan stukken over een bepaalde moordzaak,
processen-verbaal en dergelijke. Daarnaast maak ik een lijst van wat
er over een zaak gepubliceerd is in kranten en in tijdschriften. Deze
bronnen gaan overigens onder aan de stapel, want dat zijn niet altijd
de meest betrouwbare bronnen, laat ik het genuanceerd zeggen. Het is
wel zo dat de rechtbankverslagen die in de jaren twintig en dertig
vrij nauwkeurig worden weer gegeven. Dat geeft een aardig beeld. Als
ik aan het werk ga dan begin ik met de zaak te bestuderen. Ik zoek het
logische begin op: hoe is die moord ontdekt, hoe heeft zich dat
toegedragen, wat zijn er voor getuigen, hoe lang zit er tussen het
ontdekken van de moord en de arrestatie, wat is de aanleiding geweest
tot de arrestatie, hoe is het gegaan met de bekentenis - als die er
is-, hoe is die bekentenis ondersteund door feiten, feiten die alleen
een dader kon weten, of die beslist op de dader zijn terug te voeren.
Dan bekijk ik de behandeling van de rechtbank en eventueel het beroep.
De sfeer van de rechtszaal haal ik graag uit de rechtbankverslagen in
kranten.
Naast het papieren onderzoek, doe ik graag
interviews en ongeacht het aantal foto's, tekeningen en kaarten, ga ik
als het even kan, ter plaatse kijken. Zelfs in de zaak
Giessen-Nieuwkerk ben ik naar de plaats gegaan waar het stationnetje
heeft gestaan, dat is inmiddels al lang afgebroken. Je ziet meer en je
krijgt ook inspiratie.
Wat vindt u van het onderzoek doen in
archieven?
Er is maar één nadeel aan: het is verslavend. Ik
ben er nauwelijks weg te slaan. Ik kom dingen tegen die met mijn
onderzoek niets te maken hebben, maar je blijft lezen. En ik denk dan,
verrek, dat is ook interessant om te onderzoeken.
In het rijksarchief in Leeuwarden kwam ik een
dossier tegen uit 1932, daar stond op 'misdragingen van
gemeenteveldwachter zus en zo'. Integriteit en corruptie interesseren
mij ook enorm. Ik wilde weten: was corruptie zoveel jaar geleden nu
anders dan vandaag? En dan blijkt, dat altijd weer opgaat wat ik al zo
dikwijls gezegd heb. Alle corruptie-indicerende factoren zijn te
herleiden tot dames, drank, dubbeltjes, dobbelen, dalven, drugs en
dirty tricks. Dat bleek in deze zaak ook: drank en vrouwen speelden
een rol. In dat dossier vond ik een keurig getypt rapport van een
rijksveldwachter uit 1932. Dat rapport was opgemaakt door mijn vader.
Dan zie ik dat voor mij, ik was toen vier jaar oud: hij zittend achter
de typemachine terwijl, er zes kinderen in dat huis rondkropen. Het
bureau was aan huis.
Ik had nooit eerder archiefonderzoek gedaan. De
eerste keer dat ik archiefonderzoek deed in het Algemeen Rijksarchief
in Den Haag werd me dat even voorgedaan en dacht ik Jezus...wat
ingewikkeld. Je moet in dat boek zoeken en dan dat en dan weer in wat
anders. Maar ik heb er nu een zekere routine in gekregen. Als ik iets
belangrijks gevonden heb, dan heb ik een goede dag gehad. Met
archiefonderzoek ben ik gewoon weer aan het rechercheren, nu op een
andere manier en dat vind ik heerlijk werk.
Wat is het doel van uw publicaties?
Ik heb altijd graag gewerkt en ik wil graag aan
het werk blijven in een volstrekt onafhankelijke positie. Het is mijn
liefhebberij. Ik vind dat er in Nederland op het gebied van feiten wat
de politie betreft in de misdaadsfeer nauwelijks iets is. Ik vond dat
ik een stuk geschiedschrijving moest schrijven. Mijn zesde boek ben ik
aan het afwerken en ik weet al wat het zevende en het achtste boek
gaat worden.
U vertelde dat de rechtbankverslagen in de
jaren twintig heel goed waren: correct en zeer gedetailleerd. Hoe is
de verslaggeving in de kranten tegenwoordig?
Tegenwoordig vind je een slechte, summiere,
oppervlakkige weergave van wat er allemaal besproken is op de
rechtszitting. Daar was men vroeger veel gedetailleerder in. Voor
hetzelfde geld kun je ook de vraag stellen: waarom besteedde men in de
jaren zestig en zeventig veel meer aandacht aan een moordzaak, dan
vandaag de dag. Een moord is tegenwoordig verdwenen naar de vierde
of vijfde pagina. Ik had altijd tijdens een moordzaak regelmatig
contact met de pers. In de zeventiger jaren is er de klad in gekomen.
Het is allemaal oppervlakkiger geworden. Een echt goed gedetailleerde
ondervraging vind je niet meer in de kranten. Om die sfeer in de
rechtszaal te proeven heb je ze toch nodig. Bepaalde interessante
details staan niet in de officiële stukken zoals het proces-verbaal en
het vonnis en die staan vaak wel in de krant. Maar ik ben wel
voorzichtig met wat er over de feiten in staan.
Kan uw onderzoek ook een bijdrage leveren
aan het methode van het recherche-onderzoek? Zou het nuttig zijn voor
aankomend rechercheurs om ook archiefonderzoek te doen?
Ja, zeer zeker. Ik heb altijd veel gelezen over
wat anderen over het vak hebben geschreven. Mijn werk zet mensen aan
het denken, dat merk ik ook aan de reacties die ik krijg. Ik schrijf
heel concreet: daar is het scheef gegaan en mensen herkennen zich in
de verhoorsituaties en dus is het leerzaam. In de vakliteratuur
schrijf ik heel anders. Meer recht toe recht aan. Mijn boeken zijn
geschreven voor de geïnteresseerde leek. Ik kom dingen tegen en
beschrijf dingen waarvan je zegt, als je ze in een fictieboek zou
zetten, dan zouden de mensen zeggen, dat is overdreven.
In uw boeken beperkt u zich tot de zaak. Hoe
het verder is gegaan met een rechercheur die grote fouten heeft
gemaakt of een familie van het slachtoffer, bij voorbeeld van Marietje
van Os, beschrijft u niet.
Ik beperk mij tot de feiten. Over die moord op
dat meisje Lijntje Huizer, die zestien jaar onopgemerkt is gebleven
bijvoorbeeld. Dat is voor die moeder iets verschrikkelijks geweest.
Dus cijfer ik dat helemaal weg. Ik heb ook bewust de vermelding van
bepaalde familierelaties in een verhaal achterwege gelaten. Ik vermeld
bijvoorbeeld niet dat er twee kinderen waren. Ik ga wel na of mensen
nog leven. Ik zoek over het algemeen geen contact. Dat zou een
journalist misschien doen. Ik heb wel 25 jaar na de moord op een
meisje contact gezocht met de ouders van het 12-jarige meisje Rinie
Wielheesen (1970), om aan te kondigen dat ik er over geschreven heb.
U beschrijft relatief veel kindermoorden.
Zijn kindermoorden de ergste gevallen?
Ja, o ja. Ik heb stage gelopen in Chicago toen
ik zelf nog nauwelijks moordonderzoek had gedaan. Ik heb gevraagd aan
de rechercheurs of je aan moord op kinderen ooit went. Nee, dat went
nooit. Zeker nadat ik zelf kinderen heb gekregen, dan is het toch weer
anders, heb ik ervaren. In een bespreking van mijn laatste boek door
de Volkskrant, werd geopperd, dat de moord op een politieman bij mij
het zwaarste zou wegen. Dat is niet zo. Een moord op een politieman
spreekt mij zeer aan, doodgewoon omdat het een collega is. Dat zijn
ongelooflijke tragedies. Bij de moord op kinderen moet de onderste
steen boven komen, om de dader te pakken. Je moet wel oppassen dat je
niet met z'n allen de verkeerde richting op holt, omdat je zo verdomd
graag wil, dat hij het is.
Heeft de zaak Giessen-Nieuwkerk ook nog
gevolgen gehad voor de rechterlijke macht?
Ik weet niet hoe dat afgelopen is. In een
almanak zag ik dat de meeste zijn blijven zitten. De rechterlijke
macht is onafhankelijk. Het meest kwalijke in de zaak
Giessen-Nieuwkerk vind ik dat de rechercheur processen-verbaal
schrijft, die alleen bestemd zijn voor de officier van justitie,
geheime rapporten. De president van de rechtbank heeft ze gehad ad
informandum. Nu heb ik ze hier in het rijksarchief in Noord-Holland
gelezen. Als je er drie of vier gelezen hebt van de 21 dan zeg je hé,
hier kloppen dingen niet. Daar heb je gewoon wat recherche-inzicht
voor nodig.
Is dat nog steeds gewoonte, die geheime
rapporten?
Nu zijn we in de negentiger jaren. Nu heb je de
geheime trajecten van de CID. Ik heb daar tegen geageerd, daar
reageert trouwens ook niemand op. Ik geef u een concreet voorbeeld:
de ballpointaffaire. Daar wordt een dossier vernietigd,
terwijl de rechter heeft bepaald, dat dat stuk aan de rechtbank moet
worden gegeven en die beoordeelt of dat stuk prijsgegeven kan worden.
Wat doet de politie dan: die vernietigt dat stuk. Waarom? Vermoedelijk
om de informant te beschermen. Wanneer de politie zegt, dat zij de
identiteit van een informant willen beschermen, zeg ik, een naam van
een informant kun je ook aanduiden met een nummer. En in een
afzonderlijke kaartenbak kun je dan zien wie dat dan is. Nou weet ik
wel, dat als je een compleet verhaal leest, je in een aantal gevallen,
het is te herleiden, wie dat was. Maar het gaat er om of de feiten
kloppen en als je in zo'n zaak gaat rotzooien, zoals in de
ballpointzaak... Ik zou die zaak best willen onderzoeken. Het zou de
moeite waard zijn om dat dossier te bestuderen. Maar dat belangrijke
stuk is vernietigd.
Kunt u iets vertellen over uw nieuwste boek?
Dat heeft de titel 'narcoticabrigade'. Het gaat
over de bestrijding van de handel in verdovende middelen. Mijn
ervaringen zijn daar ook in verwerkt. Ook voor dit boek heb ik veel
archiefonderzoek gedaan.
Meer wilde meneer Blaauw nog niet over dit boek
zeggen. Een week nadat dit interview plaats vond, werd het manuscript
ter beoordeling naar de uitgever gezonden. Het boek is eind 1997
verschenen.