terug
Het onderstaande artikel is verschenen in het tijdschrift Genealogie. Een folder met dit artikel is verkrijgbaar bij het Rijksarchief in Noord-Holland, Haarlem.
Telefoon 023-5172700.


Onderzoek in Noord-Hollandse notariële archieven (van voor 1811)

 

De notariële archieven van voor 1811 die bij het Rijksarchief in Noord-Holland te Haarlem aanwezig zijn bevatten een schat aan gegevens voor de genealogische onderzoeker. Je vindt hierin niet alleen informatie over bezittingen van voorouders, bijvoorbeeld in boedelscheidingen en testamenten. De notariële akten bevatten ook gegevens over onderwerpen als fraude, weddenschappen, vechtpartijen, overspel, mishandeling van vrouwen, bedreiging, beledigingen, diefstal, bedriegers, buitenechtelijke kinderen en krankzinnigheid. Genealogen zien nogal eens op tegen het raadplegen van de notariële protocollen. Dit is niet altijd terecht, zeker niet als zij toegankelijk gemaakt worden door indexen, zoals in Noord-Holland het geval is.

 

Naast de doop-, trouw- en begraafregisters en de oud-rechterlijke archieven is het notarieel archief vóór 1811 in Holland de belangrijkste bron voor genealogische onderzoekers. Het notarieel archief biedt de mogelijkheid om het levensverhaal van een persoon of de geschiedenis van een familie met allerlei bijzonderheden aan te vullen, waardoor personen uit het verleden weer tot leven worden gebracht. Via boedelinventarissen kan het interieur van iemands huis en de levensstijl gereconstrueerd worden. Helaas schrikken genealogen nog te vaak terug voor onderzoek in het notarieel archief, omdat de archieven slecht toegankelijk zouden zijn.

 

Indexen op de notariële protocollen

Mogelijkheden voor het vlottrekken van vastgelopen onderzoek
Ook biedt de index op het notarieel de mogelijkheid om een vastgelopen onderzoek weer op gang te helpen en een zoekgeraakte voorouder via de index terug te vinden.
Een voorbeeld van zo'n vastgelopen onderzoek, dat via speurwerk in het notariële archief is opgelost, is dat naar de familie Terra. De weduwnaar Harmen Terra hertrouwde in 1770 in Monnickendam met Eva de Bruyn uit Uitgeest. Zij kregen twee zoons: Hermanus en Wilhelmus. Vier jaar na het huwelijk overleed Harmen Terra. Nadere gegevens over de weduwe Eva werden niet in de DTB-registers van Uitgeest of Monnickendam gevonden. Waar was zij met haar kinderen naar toe gegaan? Onderzoek in het notarieel archief van Uitgeest bracht uitkomst. Haar zoon Hermanus Terra bleek eind 1796 de meelmolen `de Krijgsman' te Uitgeest voor een deel te hebben geërfd van Dirk Sprong en het andere deel te hebben gekocht uit diens failliete boedel. Hoe kon Hermanus Terra iets geërfd hebben van een Dirk Sprong? In de notariële index werd op de naam Sprong gezocht en werd het testament van Dirk Sprong gevonden. Uit dit testament bleek dat Dirk Sprong afkomstig was uit Akersloot en was getrouwd met Eva de Bruyn, weduwe van Harmen Terra. Zijn stiefkinderen Hermanus en Willem zouden een deel van zijn bezit erven, waaronder de molen te Uitgeest. Het raadsel rond Eva en haar kinderen was opgelost. Nader onderzoek in de DTB-registers van Akersloot maakte het verhaal compleet. Dirk Sprong, meelmolenaar te Akersloot en Eva, weduwe van Herman Terra, bleken daar in 1786 getrouwd te zijn.
Een ander voorbeeld van een genealogisch onderzoek dat op een dood spoor was gelopen, was dat van de familie Rondhout. Jan Roelof Rondhout, een schipper uit Enkhuizen, was de zoon van Roelof Hilbrants Rondhout en vrouwtje Jans. De doopinschrijving van Roelof Hilbrants Rondhout werd niet gevonden. De hele naam Rondhout kwam in die periode niet in de doop-, trouw- en begraafregisters van Enkhuizen voor. Ook in andere plaatsen niet. De onderzoeker besloot in de index op de notariële archieven van Noord-Holland te zoeken. Daar trof men de naam van Roelof en zijn zoon Jan Roelofs Rondhout aan in een akte van notaris Semeijn uit Enkhuizen uit 1653. De akte bleek een testament te zijn van de moeder van Roelof Hilbrants Rondhout, die Lourentje Roelofs heette. Lourentje Roelofs was weduwe van Hilbrant Saskers. Zij verklaarde haar twee zonen Sasker Hilbrants en Roelof Hilbrants Rondhout tot erfgenaam. Tevens werd bepaald dat Roelof uit de erfenis een legaat van zeshonderd gulden moest uitbetalen aan zijn zoon Jan Roelofs Rondhout. Het probleem rond de familie Rondhout was opgelost: één van de zonen van Hilbrant Saskers en Lourentje Roelofs bleek de naam Rondhout te hebben aangenomen.
Het gebruik van verschillende `toenamen' binnen één gezin leidt vaker tot problemen bij genealogisch onderzoek. Vaak biedt onderzoek in het notarieel archief de oplossing. Een soortgelijk probleem deed zich voor bij het onderzoek naar de familie Koning. De namen van de ouders van Jan IJsbrantsz Koning, die overleden was in West-Zaandam in 1746, konden aanvankelijk niet gevonden worden. De doopregisters van de hervormde gemeente West-Zaandam beginnen pas in 1672. Via de index op de notariële archieven in het rijksarchief te Haarlem vond de onderzoeker nadere gegevens over deze familie. Een akte van uitkoop werd gevonden op naam van Jan IJsbrantsz Koning. Deze akte verwijst naar zijn testament uit 1700. Daarin bleek hij zich anders te noemen namelijk Jan IJsbrantsz Los. In een andere akte, uit 1719, wordt medegedeeld dat Jan IJsbrants Koning de zoon was van IJsbrand Jans Dobber. Hoe kon deze IJsbrant steeds een andere achternaam gebruiken? Waarschijnlijk vernoemde hij zich eerst naar zijn overleden grootvader van moederskant die Lo(r)s heette. De naam 'Koning' is mogelijk afgeleid van de molen `De Koning'. Uit een akte uit 1669 in het oud-rechterlijk archief van de banne Westzaan bleek een weduwe van een Jan IJsbrantsz Koning een molen in eigendom te hebben, die de naam `De Koning' droeg. Een verband tussen deze IJsbrant die vóór 1669 is overleden en Jan IJsbrantsz Los, later de Koning genaamd, die in 1746 overleed, is overigens niet gevonden.
Een laatste voorbeeld betreft een onderzoek naar een tekening, die zich bevindt in het rijksarchief in Noord-Holland en het gemeentearchief van Haarlem. Het is een tekening uit 1797 van een lijnwaadblekerij op de Glip te Heemstede. Volgens het onderschrift behoorde deze toen aan de weduwe van Louis Gunst. Wie was zij? Via de index op de notariële archieven kon op naam van Louis Gunst snel het antwoord gevonden worden. De weduwe heette Catharina Vleck. Voor notaris Dolleman te Heemstede maakten zij een testament op d.d. 4 maart 1785. Hieruit bleek dat Louis Gunst twee kinderen uit zijn eerste huwelijk had: Arnoldus Xaverius Ignatius en Anna Albertina. Uit een latere akte van voogdij kwam naar voren dat uit het huwelijk met Catharine Vleck een zoontje geboren was, Wilhelmus Judocus Gunst. Louis Gunst overleed in oktober 1786. Uit de tekening blijkt dat de weduwe de blekerij heeft voortgezet. Hoe lang zij dit gedaan heeft is (nog) niet bekend. Zij stierf op 16 mei 1830 op 78-jarige leeftijd in de Anegang te Haarlem. Uit het feit dat zij, zoals de overlijdensakte meldt, stierf zonder nalating van onroerend goed, kunnen we constateren dat zij de blekerij toen niet meer bezat.

 

Waarvoor ging men vóór 1811 naar de notaris?


Sinds de late middeleeuwen gaan mensen in Noord-Holland naar de notaris om zaken te regelen en te laten vastleggen. De oudste bewaard gebleven notariële archieven dateren in Noord-Holland uit de zestiende eeuw. Het merendeel van de akten is vanaf de zeventiende eeuw bewaard gebleven.
Voor de notaris werden allerlei soorten akten gepasseerd. Trouwbeloften, huwelijksvoorwaarden, voogdijregelingen, testamenten, boedelinventarissen en boedelscheidingen, pachtovereenkomsten, verkoopcontracten, akten van openbare verkopingen van onroerend goed, volmachten en lijfrenten. Anders dan tegenwoordig ging men overigens in Noord-Holland vóór 1811 voor de verkoop van een huis niet naar de notaris maar naar het plaatselijk gerecht.
Naast deze akten in de sfeer van familie- en erfrecht werden ook akten opgesteld die een justitieel karakter hadden. Over bepaalde gebeurtenissen zoals burenruzies, diefstal, geweldpleging, beledigingen, buitenechtelijke verhoudingen, wangedrag, krankzinnigheid, vechtpartijen, fraude en verkrachtingen werden getuigenverklaringen voor de notaris afgelegd, die in een strafproces van dienst konden zijn. Deze attestaties of getuigenverklaringen zijn vaak het begin van een rechtszaak. De getuigen worden in de notariële akte vermeld met hun naam, leeftijd, beroep en woonplaats. Vrouwelijke getuigen staan vermeld met hun meisjesnaam en als zij getrouwd zijn, staat ook de naam van de echtgenoot erbij geschreven. Tevens wordt vermeld op wiens verzoek de getuige optrad.

Via de index op het notarieel zijn een groot aantal opmerkelijke akten te vinden. Overspel, mishandeling, buitenechtelijke verhoudingen, smaad, kindermoord en bandeloosheid zijn onderwerpen die regelmatig voorkomen in de diverse dorpen. Hieronder worden een paar van deze gebeurtenissen beschreven, die in de notariële archieven gevonden zijn.

 

De knecht en het zwangere dienstmeisje (1746)


Antje Cornelisdr van Blikshof was als dienstmeisje in dienst van de gerechtsbode Jan Verlaan en zijn vrouw Neeltje Arisman te Thamen (Uithoorn). Toen zij `door haar baas beslapen werd en zwaar was gemaakt' (zwanger geraakt) was er een probleem ontstaan. Haar baas wist een oplossing. Hij vroeg zijn knecht Jan Kranenburg of hij met het meisje wilde trouwen. Het echtpaar Verlaan beloofde hen, dat zij zolang als zij dit betalen konden, de knecht in dienst zouden houden. Zo trouwde Jan Kranenburg in maart 1745 het dienstmeisje om de eer van zijn baas op te houden. Hij kreeg als dank voor deze bewezen dienst een `rok, broek, camizool, een paar kouseschoenen, een hoed, een borstrok' en de belofte enige tijd bij het echtpaar als knecht te mogen blijven werken. Eind mei 1745 beviel Antje van een dochter, die zij Leuntje noemde. Als vader van het kind staat Jan Kranenburg in het doopregister van Thamen vermeld. Jan Verlaan ontmoette zijn vroegere dienstmeisje vier weken later en vroeg haar `om weder oneerlijke dingen te doen'. Antje maakte hem duidelijk, dat zij hier niets voor voelde. Kort daarna is zij naar haar vroegere baas Jan Verlaan toegegaan. Hij zei tegen haar, dat Jan, haar man niet lang meer bij hem in dienst zou blijven, als zij `zulks' niet met hem wilde doen. Niet lang daarna kreeg Jan de `sak'. Eind september 1745 werd hij door de vrouw van zijn baas ontslagen. Zij zei, dat ze wel een knecht kon krijgen die haar wèl een vriendelijk gezicht gaf. Enige tijd na het ontslag trok Antje opnieuw de stoute schoenen aan en stapte op haar voormalige baas af. Ze vroeg hem of hij haar man weer in dienst wilde nemen of onderstand voor het kind zou willen geven. Hij antwoordde haar: `dat weet ik niet, jij kan doen wat jou lief en aangenaam is'. In 1746 stapte Jan Kranenburg en zijn vrouw Antje naar de notaris in Thamen (Uithoorn) om dit alles in een verklaring vast te leggen. In 1747 kregen Antje en Jan Kranenburg een zoon, die zij Cornelis noemden. Vijf jaar later volgde nog een zoon, die eveneens Cornelis werd gedoopt. Op 15 februari 1762 overleed de vrouw van Jan Kranenburg en werd zij op het kerkhof van Thamen begraven. Elf jaar later overleed Jan Kranenburg.

 

Kindermoord in Den Helder (1733)


Op 23 juli 1733 verschenen voor de notaris Cornelis Spekman te Den Helder Jacob Hoogland en Hendrik Hertog, schepenen (bestuurders) van Den Helder. Zij legden op verzoek van Johan Brinko, baljuw van de heerlijkheid Huisduinen een verklaring af. Op 17 juli 1733 's avonds om negen uur kregen de schepenen het bericht, dat in een vuilniskuil op het erf van Anna Jacobsjonks te Den Helder een dood, jong kind was gevonden. Zij gingen direct een kijkje nemen en troffen het lijkje aan van een pasgeboren baby. Zij riepen de dorpsdienaar bij zich en gaven hem de opdracht het kind te wassen en naar zijn huis te brengen. De volgende ochtend ontboden de schepenen de vroedvrouwen van Huisduinen en Den Helder in de herberg de Rode Leeuw. Gezamenlijk vertrokken zij naar het huis van Cornelis Zeews en zijn huishoudster Trijntje Foppes. Trijntje Foppes was afkomstig uit Axum te Friesland. De vroedvrouwen kregen de opdracht om Trijntje lichamelijk te onderzoeken en kwamen tot de conclusie, dat zij recentelijk een kind had gebaard. Zij ondervroegen tevens het oudste dochtertje van Cornelis Zeews. Deze verklaarde dat zij samen met haar oudste broer op verzoek van haar vader 's morgens vroeg het secreet (poepdoos) had geleegd, maar dat zij niet wist wat daar in zat.
Of Trijntje Foppes haar baby vermoord heeft, kan uit de notariële akte niet opgemaakt worden. Onderzoek in het oud-rechterlijk archief van Den Helder leverde nadere gegevens over Trijntje Foppes en haar baas Cornelis Zeew op. Trijntje was dertig jaar en in september 1732 bij Cornelis in dienst gekomen. Cornelis leefde gescheiden van zijn vrouw met zijn kinderen in Den Helder. Hij was kaagschipper van beroep. Trijntje was verscheidene keren door haar baas verleid en raakte in verwachting. Toen zij in barensnood was, riep Cornelis geen vroedvrouw of buurvrouw voor de bevalling te hulp, maar ging slapen. Pas toen Trijntje naar zijn slaapkamer liep en de noodkreet slaakte: `ik sterf van de pijn', ging Cornelis zijn bed uit. Hij haalde echter geen hulp, maar ging een wandelingetje maken en liet Trijntje alleen achter. Op het secreet of drekvat beviel zij van haar baby. Zij haalde het kind er niet uit, maar ging op bed liggen. Toen Cornelis terugkwam, vroeg zij hem of hij wilde kijken `waarvan zij verlost was.' Hij zei: `die niet weet, die niet deert' en gaf geen gevolg aan haar verzoek.
Cornelis en Trijntje werden voor het gerecht gesleept en tegen beiden werd door de baljuw de doodstraf geëist. Cornelis werd veroordeeld wegens overspel en verwaarlozing van het kind. Ook wezen zij erop dat hij het leven van de vrouw in gevaar had kunnen brengen, door geen hulp te halen bij de bevalling. De schepenen van Den Helder strafte hem met verbeurdverklaring van zijn goederen en als hij die niet had werd hij tot ¦400 boete veroordeeld en verbannen uit Holland voor twaalf jaar. Trijntje werd eveneens veroordeeld wegens verwaarlozing van de baby en uit Holland verbannen voor twaalf jaar.

 

Serieuze vrijwilligers, die voor langere tijd aan het indiceerproject willen meewerken en wonen in de omgeving van Haarlem, zijn op het Rijksarchief van harte welkom. Zij kunnen hiervoor contact opnemen met Godelieve Bolten van het Rijksarchief (023-5172700).

 

Literatuur
Informatie over de verschillende akten van vóór 1811 met foto's van voorbeelden en transcriptie van de tekst is te vinden in A.Fl. Gehlen, Notariële akten uit de 17e en 18e eeuw: handleiding voor gebruikers (Zutphen 1986).

 

 

bijschriften

 

 

 

Kaartjes voor de verschillende indexen gemaakt op basis van één notariële akte

 

Een notaris aan het werk (geënsceneerde foto). In de zeventiende en achttiende eeuw ontving de notaris zijn cliënten veelal aan huis. Maar hij kwam ook in herbergen en bij de mensen thuis om akten op te maken. Voor zijn werkzaamheden buitenshuis had hij een draagbaar inktpotje bij zich (foto Frank van der Wijden, vormgeving Jeff Borkent)

 

 

Gezicht op Enkhuizen (1726) (ets van Cornelis Pronk (1691-1759); collectie Centraal Bureau voor Genealogie)

 

 

Lijnwaadblekerij Bleeklust aan de Glip te Heemstede (1797) (litho; collectie gemeentearchief Haarlem, foto Rijksarchief in Noord-Holland)

 

 

De protocollen van notarissen te Heemstede. Ook deze zijn bewerkt voor de indexen op de notariële archieven (foto Frank van der Wijden, vormgeving Jeff Borkent)

 

 

Thamen aan de Amstel (1745). Het notarieel van Thamen (Uithoorn) is ook geklapperd op het rijksarchief te Haarlem (ets van Cornelis Pronk (1691-1759); collectie Rijksarchief in Noord-Holland)

 

 

Schagen, het rechthuis en de kerkbuurt (1794). Het notarieel archief van Schagen wordt momenteel toegankelijk gemaakt. De notarissen te Schagen hadden een regionale functie. Niet alleen inwoners uit Schagen stapten hier naar de notaris toe, maar ook mensen uit Spanbroek en Den Helder lieten hier akten opstellen (tekening van H. Tavenier (1734-1807); collectie en foto Rijksarchief in Noord-Holland)