terug © copyright
A.Meddens-van Borselen
Burgemeesters van
Uitgeest van 1799-1960
Inleiding
gepubliceerd in 1996 in het historisch
jaarboek van vereniging Oud-Uitgeest, Hutgheest.
In de periode van 1799 tot 1925 kwamen
vrijwel alle burgemeesters van Uitgeest uit één familie. Pas in 1925
werd een burgemeester benoemd die niet tot de familie Van Lith
behoorde. Bovendien was hij rooms-katholiek.
Benoeming burgemeesters
Voor 1851 stond de burgemeester samen
met de gemeenteraad aan het hoofd van de gemeente. De Koning benoemde
de burgemeester voor een periode van zes jaar. Door de invoering van
de gemeentewet in 1851 veranderde de positie van de burgemeester (tot
1825 schout genaamd). Nadien stond de gemeenteraad alléén aan het
hoofd van de gemeente. Samen met de wethouders vormde de burgemeester
het dagelijks bestuur. De raad die direct door de burgers gekozen was,
koos uit haar midden de wethouders. Op voordracht van de Commissaris
des Konings en de Minister van Binnenlandse Zaken benoemde de Koning
de burgemeester. De Commissaris die een lijst van drie kandidaten
opstelde, had een belangrijke invloed op de benoeming en gaf aan
waarom hij een sollicitant wel, of juist niet geschikt achtte voor het
ambt. Na zes jaar kon de burgemeester herbenoemd worden voor een
volgende ambtsperiode. Meestal was het burgemeesterschap een bijbaan,
omdat het salaris van een paar honderd gulden per jaar ontoereikend
was om van te leven. Regelmatig werd het gecombineerd met de functie
van gemeentesecretaris.
Aan het eind van de negentiende en in
de loop van de twintigste eeuw namen de taken en de inkomsten van het
gemeentebestuur toe. Uit de begrotingen blijkt, dat steeds meer werd
uitgegeven aan onderwijs, volksgezondheid, sociale zorg, verkeer en
vervoer en openbare veiligheid. In de twintigste eeuw groeide de
functie van burgemeester uit tot een volledige baan.
Jan van
Lith (1750-1831)
burgemeester van 1799
tot 1817
De timmerman en molenmaker Jan van
Lith verhuisde rond 1781 met zijn vrouw en zijn twee kinderen vanuit
Ouderkerk aan de IJssel naar Uitgeest. Voor de uitoefening van zijn
bedrijf kocht hij in 1797 voor 1950, - de houtzaagmolen 'de Hoop' aan
de Hennepklopperslaan, die aan de oostkant van de Binnenmeer lag.
Bovendien kocht hij een waterplas, omdat de boomstammen eerst enige
jaren moesten inwateren alvorens verwerkt te kunnen worden. Aan het
Hoorne kocht hij twee huizen, waarvan één met een grote loods
erachter. Hij woonde met zijn gezin aan het Hoorne nr. 77, (het
huisnummer is later gewijzigd in nummer 6 of 8). In Uitgeest werden
nog zeven kinderen geboren. Tijdens een brand in 1911 werd de molen
verwoest.
Voorafgaand aan zijn burgemeesterschap
vervulde Jan van Lith in de Nederlands Hervormde kerk afwisselend de
functies van kerkmeester, ouderling en diaken. In 1794 begon zijn
loopbaan in het plaatselijk bestuur met het ambt van Eerste
Waardschap, dat vergelijkbaar is met burgemeestersambt. Van 1799 tot
1817 stond hij onder vier verschillende titels aan het hoofd van de
gemeente, in de Bataafs-Franse tijd van 1799-1811 was hij president
van de municipaliteit, in 1811 werd hij maire en in 1813 veranderde
zijn titel in schout.
Jan van Lith maakte een woelige
bestuursperiode mee: het einde van de Republiek, de inlijving bij
Frankrijk en na de terugkeer van de zoon van Willem V, de oprichting
van het Koninkrijk der Nederlanden. Ondanks alle politieke
veranderingen bekleedde hij nog steeds hetzelfde ambt. Onder het
Franse bestuur kregen de burgemeesters de opdracht gegevens te
verzamelen over onder meer de bevolkingssamenstelling, de oogsten, en
de veestapel en deze te rapporteren aan de onderprefect van het
arrondissementsbestuur te Alkmaar. In tegenstelling tot de meeste van
zijn ambtgenoten rapporteerde Jan van Lith in het Nederlands. Voor de
verkiezingen van de municipale raad (gemeenteraad) maakte hij in 1811
een lijst van alle mannen van 21 jaar en ouder, waaruit afgeleid kan
worden dat Uitgeest een agrarisch dorp was. Het merendeel van deze
mannen was boer, tuinder, bloemkweker of werkman. De rijkste inwoners
behoorden zonder uitzondering tot de groep van bloemkwekers en
landbouwers. Hoewel Jan van Lith niet tot deze rijkste groep behoorde,
kon hij zeker welvarend genoemd worden. Op de ranglijst van honderd
hoogste belastingbetalers in Uitgeest stond hij op de 50-ste plaats.
Volgens de opgave van 1812 van
onroerende goederen in Uitgeest waren er in het dorp onder meer 14
molens, 9 watermolens, 2 oliemolens, 1 korenmolen, 1 houtzaagmolen en
1 gruttersmolen. De laatste werd als enige door een paard aangedreven.
Totaal waren er 206 huizen, waarvan 152 in Uitgeest en 27 in
Marken-Binnen, dat tot Uitgeest behoorde. De school onder leiding van
de 26-jarige 'schoolhouder' Floris Swart had honderd leerlingen die
over 3 klassen verdeeld waren. Marken-Binnen had een eigen
schoolmeester, Jacobus Elderbeek, die aan vijftien kinderen les gaf.
Het schoolgeld bedroeg voor de eerste klas een halve stuiver en voor
tweede en derde klas respectievelijk één en twee stuivers. Jan van
Lith meldde in 1815 aan de onderprefect dat Uitgeest 1057 inwoners
telde, waarvan 110 ondersteund werden door de armenzorg.
Van Lith was 67 jaar toen hij in 1817
met zijn burgemeesterschap stopte. In 1838 werden twee van zijn zoons
tot burgemeester benoemd, Anthonie in Uitgeest en Jan (1789-1862) in
Bennebroek. Hij zou dat echter niet meer meemaken. In 1831 overleed
hij te Uitgeest, 80 jaar oud. Tot zijn nalatenschap behoorden vijf
huizen, de molen 'de Hoop' en enkele stukken land. Een van de huizen
stond naast het weeshuis van de Nederlands Hervormde kerk.
Gerrit
Muntjewerff (1768-1847)
burgemeester van 1817
tot 1838
In 1817 werd Gerrit Muntjewerff
benoemd tot schout van Uitgeest. Tijdens zijn loopbaan veranderde de
titel in burgemeester. Hij was de zoon van Jan Gerritszoon Muntjewerff
en Dieuwertje Scheltes en werd in 1768 in Koedijk geboren. Zijn vader
die in Koedijk schoolmeester en schout was geweest, bekleedde tot aan
diens dood het burgemeestersambt in Oosterblokker. Voorafgaand aan
zijn burgemeesterschap was Gerrit Muntjewerf in Uitgeest onder meer
schoolmeester, koster, voorzanger, gemeenteontvanger en -secretaris.
De laatste functie bekleedde hij ook tijdens zijn burgemeesterschap.
Voor deze twee functies ontving hij een jaarwedde van 400, -. In 1792
huwde hij in Uitgeest met Neeltje Zeekant en kreeg samen met haar elf
kinderen, waarvan er drie op jonge leeftijd stierven. Zij woonden in
een eigen huis op de hoek van het Slimpad in de Kerkbuurt. Naar
aanleiding van een conflict over de bouw van een katholieke kerk in
het dorp schreef een aantal parochianen een brief aan de gouverneur
van Noord-Holland. In de brief stelden zij dat de bouw van de kerk
onnodig was, dat de pastoor knoeide met de financiën, dat de
schoonzoon van de burgemeester werd voorgetrokken en dat deze belast
was met de bouw van de kerk. Burgemeester Muntjewerff werd door de
gouverneur om een reactie gevraagd. Hij antwoordde de gouverneur dat
de pastorie en de vorige (schuil)kerk, een voormalige boerderij, in
een bouwvallige staat verkeerden en dat het kerkbestuur kennelijk
goede redenen had om zijn schoonzoon Gerrit Hos tot architect en
timmerman aan te stellen en dat zij hiervoor de verantwoording
droegen. Het kerkbestuur en de burgemeester werden in het gelijk
gesteld en de kerk kon in 1834 in gebruik worden genomen.
In het gemeenteverslag van 1835
schreef Muntjewerff over de sociaal-economische toestand aan de
gouverneur van Noord-Holland:'Er zijn 89 huiszittende armen, er
zijn zes kinderen in het hervormde weeshuis. De fabrieken zijn sedert
1813 aanzienlijk verbeterd. Wegens de achteruitgang van de
verschillende takken van nijverheid heeft men geen reden tot klagen.
De landbouw is ten aanzien van de prijs der produkten steeds in een
kwijnende toestand.' Naar schatting had Uitgeest circa 1345
inwoners. Een jaar voor het afscheid van Gerrit Muntjewerff werd een
nieuw schoolgebouw in gebruik genomen op de hoek van aan het
Bonkenburg en de Meldijk (nu Bonkenburg nr 2-4). Zijn gezondheid was
zodanig verslechterd dat hij in september 1838 ontslag nam. Hij was 21
jaar burgemeester en gemeentesecretaris geweest. Zes jaar later stierf
zijn vrouw en op 30 december 1847 stierf hij in zijn huis te Uitgeest
op 79-jarige leeftijd. Bij zijn dood waren nog drie van zijn elf
kinderen in leven. Uit zijn nalatenschap blijkt, dat Gerrit
Muntjewerff geen onbemiddeld man was. Hij liet een huis ingericht als
broodbakkerij aan de Breedstraat in Beverwijk na en weilanden,
stallingen en tuinen en zijn huis aan de Kerkbuurt bij het Slimpad te
Uitgeest
Anthonie van Lith (1782-1850)
burgemeester van 1838
tot 1850
Na het ontslag van Gerrit Muntjewerff
werd Anthonie van Lith, zowel in de functie van burgemeester als
gemeentesecretaris, tot zijn opvolger benoemd. Anthonie was een zoon
van de voormalige burgemeester Jan van Lith (1750-1831) en Cornelia
Jongebreur en werd geboren op 7 april 1782 in Uitgeest. Zijn jongere
broer Jan van Lith (1789-1862) was in hetzelfde jaar tot burgemeester
van Bennebroek benoemd, waar deze broer tevens timmerman was. Anthonie
woonde aan het Hoorne naast het huis dat zijn vader bewoond had. In
het dagelijks leven was hij houtfabrikant en exploiteerde hij de
houtzaagmolen de Hoop. De loods achter het huis aan het Hoorne werd
gebruikt voor de vervaardiging van houtprodukten, waaronder onderdelen
voor molens. In 1803 huwde hij in Krommenie met Jacoba Sluijk. Van de
zes kinderen die zij kregen, stierven er twee tijdens zijn leven: zijn
dochter Barbara stierf in 1820 toen zij 11 jaar was en in 1840 stierf
zijn zoon Jan op 25 jarige leeftijd. Zijn jongste zoon Adrianus zou
hem als burgemeester opvolgen. Ook zijn kleinzoon Anthonie van Nienes
zou later burgemeester van Uitgeest worden. Deze werd geboren uit het
huwelijk van Alida van Lith (1806-1871) en Jan van Nienes, een grutter
uit Barsingerhorn.
Uit de jaarlijkse verslagen van
Anthonie van Lith aan de gouverneur blijkt dat Uitgeest tijdens zijn
burgemeesterschap redelijk welvarend was. Met de voornaamste bronnen
van inkomsten, de landbouw, de bloemkwekerijen en de tuinbouw ging het
goed. De opbrengst van de veeteelt was redelijk, ondanks de longziekte
waarmee de boeren jarenlang te kampen hadden. Over de toestand van de
fabrieken schreef Van Lith dat deze 'van jaar tot jaar treuriger
werd', wat volgens hem veroorzaakt werd door 'de menigvuldige
mededinging'. Uitgeest telde gemiddeld zo'n 85 huiszittende
armen: mensen die door de kerk ondersteuning kregen in de vorm van
bedeling.
In de beginjaren van zijn ambtsperiode
berichtte Van Lith uitvoerig dat de wegen rondom Uitgeest in het voor-
en najaar door de regen onbegaanbaar waren voor rijtuigen. In zijn
jaarverslag over 1841 schreef hij de gouverneur dat het wenselijk was,
dat het provinciaal bestuur de herhaalde klachten nu eens zou
verhoren. Bij dit onderwerp staat in het jaarverslag met potlood een
aantekening van de gouverneur, waarin hij opmerkte dat de
burgemeesters in de eerste plaats zelf de handen uit de mouwen moesten
steken en dat, indien zij hulp nodig hadden, 'die tot een bepaalde
mate en grootte konden vragen'. Van Lith maakte elk jaar een
opmerking over de slechte weg naar Limmen. Maar in januari 1850 meldde
hij dat, als de rijksconcessie werd afgegeven, er een aanvang gemaakt
kon worden met de verbetering van de weg. Op 15 november 1850 overleed
Anthonie van Lith. De aanleg van de nieuwe straatweg van Uitgeest naar
Limmen had hij nog net meegemaakt. Zijn waarnemer J. Brasser schreef
in januari aan de gouverneur dat de bereikbaarheid of zoals hij dat
zelf noemde 'de communicatie' van Uitgeest door de nieuwe weg
zeer verbeterd was.
Adrianus van Lith
(1817-1882)
burgemeester van 1851
tot 1882
Na de dood van zijn vader werd
Adrianus van Lith, hij was toen 34 jaar, in januari 1851 benoemd tot
burgemeester en secretaris van Uitgeest. Hij was de jongste zoon van
Anthonie van Lith en Jacoba Sluijk en werd geboren op 20 november 1817
te Uitgeest. Evenals zijn vader was hij houtfabrikant. Samen met zijn
neef (en zwager) Jan van Lith, die timmerman was in Leiden, richtte
hij een vennootschap op. In 1846 trouwde Adrianus in Bennebroek met
zijn nichtje Barbara van Lith, die de dochter was van Maria Catherina
van Alkemade en de Bennebroekse burgemeester en timmerman Jan van
Lith. Van de acht kinderen die zij kregen, stierven er twee op jonge
leeftijd. Vanaf 1852 was hij tevens burgemeester van Akersloot.
Tijdens zijn ambtstijd werden de
salarissen van de burgemeester en de secretaris enkele keren verhoogd.
Tot 1868 kreeg hij per jaar en per ambt 300, - en in 1879 uiteindelijk
400, -. Desondanks vormden zijn werkzaamheden als houtfabrikant zijn
belangrijkste inkomstenbron. Tijdens het burgemeesterschap van
Adrianus deed zich een belangrijke ontwikkeling voor. In 1867 kwamen
de spoorlijnen Haarlem-Uitgeest en Alkmaar- Uitgeest gereed, die de
mobiliteit van de inwoners aanzienlijk verhoogde. Twee jaar later werd
de spoorlijn Uitgeest-Zaandam in gebruik genomen. Naast het spoor kon
men ook gebruik maken van de 'schuitendiensten' naar Amsterdam,
Haarlem en Alkmaar. De wegen rondom Uitgeest veranderden 's winters
nog steeds in modderpoelen en waren vaak onberijdbaar voor de koetsen
en paardewagens.
In 1873 werd aan de Hogeweg nummer 8
voor 2000, - een grotere school gebouwd, die bestond uit zes lokalen
en een gymnastieklokaal. Voor de school die tot 1971 in gebruik is
geweest, legde burgemeester Adrianus van Lith de eerste steen. De
vorige school aan het Bonkenburg werd als openbare bewaarschool
ingericht en bleef dit tot 1930. Tegenwoordig is in het gebouw de
muziekschool gehuisvest. Bij zijn dood liet Adrianus van Lith een
nalatenschap achter ter waarde van 70.000, -. Hij bezat aan het Hoorne
twee huizen (nrs 6 en 8) en een loods, met een waarde van 4350, - en
een tuin ter waarde van 2600, - Toen hij overleed op 8 januari 1882 in
Uitgeest, was hij 64 jaar. Na zijn overlijden werd de molen 'De Hoop'
verkocht aan Cornelis Roos.
Anthonie van Nienes (1830-1901)
burgemeester van 1882
tot 1901
Anthonie van Nienes, geboren op 27
oktober 1830 te Barsingerhorn, volgde zijn oom Adrianus van Lith op.
Doordat hij al jarenlang gemeentesecretaris was in Uitgeest, was hij
voor de meesten geen onbekende, toen hij op 51-jarige leeftijd het
ambt aanvaardde. Hij was de oudste zoon van Jan van Nienes, grutter te
Barsingerhorn en Alida van Lith. Zijn jongere broers Klaas en Jan
waren evenals hun vader grutter van beroep. In 1864 huwde hij Gezina
Margaretha (Sientje) Vooren. Zij kregen negen kinderen, waarvan er
twee al jong stierven; de jongste in 1879 toen hij acht maanden oud
was en in 1885 hun dochtertje Duifje op 13-jarige leeftijd. Met zijn
gezin woonde hij op het Bonkenburg nummer 7. Anthonie van Nienes bezat
volgens de Commissaris des Konings 'van zich zelve geen fortuin'
en moest leven van het salaris van burgemeester en secretaris. De in
1834 gebouwde waterstaatskerk in de Langebuurt werd afgebroken. Op
dezelfde plaats werd in 1885 een nieuwe rooms-katholieke kerk met
pastorie gebouwd onder leiding van de architect E.J. Margry. De
bisschop van Haarlem wijdde de kerk in. Burgemeester Van Nienes
beschreef in de gemeenteverslagen de economische en sociale toestand
van zijn gemeente. Hij vermeldde in de jaarlijkse rapporten regelmatig
dat het rundvee getroffen werd door mond- en klauwzeer, de varkens
door de varkensziekte en de schapen door de wormziekte. Desondanks
gedijde de veehouderij goed en vormde zij nog steeds de belangrijkste
bron van inkomsten voor de inwoners. Daarnaast waren de tuinbouw en de
bloembollenkwekerijen belangrijk. De bloemen werden onder meer
rechtstreeks naar Engeland geëxporteerd. In Uitgeest stonden
verscheidene met stoom aangedreven houtfabrieken, waaronder die van
Zonjee en Van Lith. In het begin van zijn ambtsperiode berichtte hij
dat de armoede in Uitgeest jaarlijks toenam, overigens zonder daarbij
het aantal armen te noemen. Vanaf 1889 bleef het aantal armen stabiel,
terwijl het aantal inwoners jaarlijks toenam. Gedurende de
wintermaanden was er geen werk voor de boerenarbeiders, de
tuinarbeiders, de ambachtslieden en de dagloners zonder vast werk. De
vereniging tot werkverschaffing kon sommigen van hen te werk stellen
bij het verbeteren van de `s winters in slechte staat verkerende
gemeentewegen en daarmee voor hen de ergste armoede voorkomen. Pas
tijdens het bestuur van zijn opvolger werd de in de winter slecht
berijdbare weg van Uitgeest naar Castricum beter begaanbaar gemaakt.
De nieuwe, in 1895 opgerichte vereniging tot werkverschaffing, liet de
arme dagloners veldarbeid en houtzaagwerk verrichten.
Aan de Middelweg werd in 1892 een
ziekenhuis opgericht. Het gebouw werd in 1927 verkocht aan de
Gereformeerde kerk die het als kerkgebouw en als vergaderruimte in
gebruik nam en het gebouw de naam 'de Zaadkorrel' gaf. De
rubriek 'bijzondere gebeurtenissen' in de gemeenteverslagen
werd gebruikt voor het vermelden van brand of watersnoodrampen en was
meestal niet ingevuld of er stond 'dit jaar zijn er geen
bijzonderheden in de gemeente voorgevallen'. In het verslag over
1895 meldde de burgemeester dat op 6 december tijdens een hevig onweer
een blikseminslag twee watermolens in brand zette en daarbij drie
kinderen doodde.
Anthonie van Nienes overleed op 19
maart 1901, 70 jaar oud. Zijn zoon Jan van Nienes (1869-1944) werd de
secretaris en ontvanger van de gemeente en hoopte dat hij zijn vader
als burgemeester van Uitgeest zou opvolgen.
Anthonie van Lith (1848-1934)
burgemeester van 1901
tot 1925
De Commissaris der Koningin gaf echter
in zijn voordracht voor een nieuwe burgemeester de voorkeur aan de
53-jarige wethouder Anthonie van Lith en schreef in zijn voordracht
aan de Minister van Binnenlandse Zaken: ' Hij (Anthonie van Lith)
schijnt een eenvoudig, rechtschapen man, behoort tot een
burgemeestersfamilie in Uitgeest en is algemeen geacht en gezien. De
predikant, de dokter en het hoofd der school en andere autoriteiten en
7/8 deel van de Uitgeestenaren zouden zijn benoeming toejuichen'.
Voorts schreef hij dat in Uitgeest een boerenpartij en een zogenoemde
burgerpartij bestond. Een andere kandidaat voor het burgemeesterschap,
Jan van Nienes, zoon van de oud-burgemeester Anthonie van Nienes, was
penningmeester van diverse polderbesturen in Uitgeest en behoorde tot
de boerenpartij. De benoeming van Jan van Nienes zou deze boerenpartij
te veel invloed geven. De aanbeveling van Anthonie van Lith door de
Commissaris werd door de Minister overgenomen en hij werd bij
Koninklijk Besluit tot burgemeester benoemd.
Anthonie van Lith die op 15 oktober
1848 werd geboren, was de zoon van burgemeester Adrianus van Lith en
Barbara van Lith. Hij trouwde in 1875 met zijn nichtje Maria Catharina
van der Laan. Haar moeder was, evenals zijn moeder, een dochter van de
burgemeester van Bennebroek Jan van Lith. Zij kregen twee zoons en een
zwakzinnige dochter. Evenals zijn voorouders woonde Van Lith aan het
Hoorne nr. 6-8.
Van Lith maakte in zijn eerste
gemeentelijke jaarverslag melding van nieuwe fabrieken: de kaasfabriek
van Blokker, de kaasstremselfabriek van Visser, de Hollandse
melksuikerfabriek (opgericht in 1897) en twee vogelkooienfabrieken,
één van K.Zonjee en één van W. van der Eng en W. Rozenmeijer. Aan de
Langebuurt werd in 1912 een rooms-katholieke school gebouwd. Twee jaar
later werd de openbare lagere school geheel verbouwd. In 1916 besloot
de gemeente haar medewerking te verlenen aan de oprichting van de
waterleidingmaatschappij 'Midden Noord-Holland', waarvan het
hoofdkantoor in Purmerend werd gevestigd. In datzelfde jaar schakelde
de koekfabriek van A.L. Starreveld over van stoom op elektriciteit. De
gemeente had een raadhuis nodig en kocht in december 1917 voor 8000, -
de villa van de familie Brasser aan de Middelweg. Na de verbouwing
kwam ook een burgemeesterskamer beschikbaar, maar Van Lith maakte hier
geen gebruik van. Net als zijn voorgangers ontving hij zijn
dorpsgenoten in zijn woonhuis. Door een subsidie van de gemeente kon
de kruisvereniging 'het Witte Kruis' voor het eerst een
wijkverpleegkundige aanstellen. Het gemeentebestuur gaf de
woningbouwvereniging 'Goed wonen' een subsidie voor de bouw van 25
woningen en besloot tot de aanleg van een elektriciteitsnet in de
gemeente. Ook in 1920 kreeg de woningbouwvereniging steun van de
gemeente.
Naast burgemeester was Anthonie van
Lith voorzitter van de kruisvereniging 'het Witte-Kruis',
erevoorzitter van de toneelvereniging 'Vondel' en directeur van de
Boerenleenbank. In 1923 verkocht hij het huis aan het Hoorne samen met
zijn bedrijf aan de timmerman Hermanus Rookhuizen. Het huis was al van
voor 1832 familiebezit. Met zijn vrouw en dochter verhuisde hij naar
een woning op de Middelweg, ten noorden van het postkantoor.
Van Lith was al 77 jaar oud, toen hij
in 1925 ontslag nam als burgemeester. Vijf jaar later overleed zijn
vrouw. In oktober 1931 verliet hij Uitgeest en ging hij met zijn
zwakzinnige dochter Sientje bij zijn oudste zoon in Castricum wonen.
Deze zoon, Adriaan Herman, was bloemkweker. Zijn andere zoon Pieter
Adriaan was werkzaam als scheikundige in Nederlands Indië. In 1932
stierf zijn dochter. Twee jaar later stierf Anthonie van Lith, 85 jaar
oud, in Castricum. Hij werd op het openbare kerkhof van Uitgeest in
het familiegraf begraven.
Er was een einde gekomen aan de meer
dan honderd jaar bestaande familieregering van Van Lith, die in 1817
alleen onderbroken werd door de benoeming van Gerrit Muntjewerff.
Johannes Marie van
Roosmalen (1878-1960)
burgemeester van 1925
tot 1937
In 1925 werd voor het eerst in de
geschiedenis van Uitgeest een buitenstaander en een katholiek,
Johannes van Roosmalen, tot burgemeester benoemd. A. Zonjée schreef
aan de Commissaris der Koningin dat in Uitgeest nieuw bloed werd
gewenst. Men wilde graag een ontwikkelde man van buiten, een jong en
energiek persoon die het gezag graag hoog houdt en boven de partijen
kon staan. Jan van Nienes, die toen 56 jaar was en sinds 1901
secretaris en ontvanger van Uitgeest was, hoopte net als bij de
vacature in 1901, dat hij tot burgemeester zou worden benoemd. Hij was
een achterneef van de oud-burgemeester Anthonie van Lith. De
Commissaris der Koningin vond hem geen ideale kandidaat, aangezien het
hem aan alle representatieve kwaliteiten ontbrak. Hij schreef dat:
'hij het weinig gewenst achtte dat een secretaris die jaren lang onder
aan de tafel had gezeten, plotseling aan het hoofd daarvan zou worden
gesteld'. Daarbij achtte hij hem niet flexibel genoeg om de
gemeente nieuw leven in te blazen. Toch plaatste de Commissaris hem
als tweede kandidaat op de nominatie voor het burgemeesterschap. Onder
de sollicitanten voor het burgemeesterschap bevond zich ook Adrianus
van Lith, oud-burgemeester van Oud-Beijerland (van 1893 tot 1908). Hij
was de jongste zoon van oud-burgemeester Adrianus van Lith (1817-1882)
en Barbara Maria van Lith en jongste broer van oud-burgemeester
Anthonie van Lith (1848-1934). Adrianus van Lith werd overigens niet
genoemd in de brief van de Commissaris aan de Minister van
Binnenlandse Zaken. Van Roosmalen werd wel vermeld in zijn brief, maar
werd niet door de Commissaris voorgedragen. Toch werd hij door de
Kroon benoemd.
Johannes Marie van Roosmalen werd op
28 september 1878 te Deventer geboren. Hij was de oudste zoon van de
landmeter Johannes Josephus van Roosmalen en Maria Agatha van Hees. Na
de HBS volgde hij in 1895 een militaire opleiding in Kampen. Hij werd
tweede en later eerste luitenant en in 1917 kapitein van de
infanterie. Twee jaar eerder huwde hij met de zeven jaar oudere weduwe
Maria Josepha Antonia Alferink, die uit haar eerste huwelijk een zoon
en een dochter had. Talloze malen werd hij van het ene regiment naar
het andere overgeplaatst en moesten hij en zijn vrouw verhuizen. Zijn
vrouw vestigde zich in 1920 in Den Haag, terwijl hij in Utrecht bij de
genietroepen gedetacheerd was. Ze overleed twee jaar later. Na
afgekeurd te zijn vanwege lichamelijke gebreken zoals spataderen en
bijziendheid verliet hij in 1924 het leger met een pensioen van 2732
per jaar. Hij vestigde zich in Delft en werd volontair op de
gemeentesecretarie van Schipluiden om bestuurservaring op te doen. Na
afloop van zijn stageperiode vond men dat hij goed met het publiek om
kon gaan. In 1925 solliciteerde hij naar het ambt van burgemeester van
Uitgeest.
In november 1920 was in Uitgeest een
nieuwe pastoor benoemd, Jacobus Cornelis van der Loos. Al spoedig na
zijn aantreden richtte hij verscheidene rooms-katholieke verenigingen
op. Zo telde Uitgeest, dat slechts tussen de 3000 en 4000 inwoners
telde, korte tijd later twee fanfarecorpsen, twee voetbalclubs, twee
toneelverenigingen en twee ondernemersverenigingen. De pastoor
ontwikkelde zich tot een potentaat en had grote invloed in het dorp:
de facto was hij het school-, het armen- en het kerkbestuur. Bij zijn
eerste bezoek aan Uitgeest maakte Van Roosmalen kennis met het
personeel van de secretarie en met pastoor Van der Loos, bij wie hij
bleef eten en overnachten. Op 16 juni 1925 verwelkomde de
feestcommissie Van Roosmalen als de nieuwe burgemeester van Uitgeest.
's Avonds verbleef hij bij de pastoor.
De zelfstandigheid van burgemeester
Van Roosmalen tegenover de pastoor liet te wensen over, hij was niet
opgewassen tegen deze autoritaire man. Pastoor Van der Loos gebruikte
's zondags de preekstoel niet uitsluitend voor het overbrengen van een
religieuze boodschap, maar ook om zijn mening over gebeurtenissen in
het dorp te geven. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was iets
minder dan de helft van de inwoners rooms-katholiek. In de
gemeenteraad was zij in de minderheid met vijf leden op een totaal van
elf gemeenteraadsleden. De tegenstelling tussen katholiek en
protestant was groot en veel katholieke voorstellen werden bij
voorbaat verworpen omdat het een rooms voorstel was. Bij de
gemeenteraadsverkiezingen in 1927 vormden de socialisten en de
neutralen samen één lijst onder leiding van J.Schregardus, de
directeur van de melksuikerfabriek, om een meerderheid van de
katholieken in het college te voorkomen. De actie had succes: de
katholieken bleven met vijf zetels in de raad vertegenwoordigd.
Aan de Middelweg naast het raadhuis
liet de gemeente voor Van Roosmalen een ambtswoning bouwen. Op 1 mei
1928 trouwde hij met de 41-jarige, Haagse Maria Catharina Agnes
Franses. In 1929 vatte het kerkbestuur van de katholieke kerk het plan
op om de rooms-katholieke lagere school aan de Langebuurt te splitsen
in een meisjes- en een jongensschool. De meisjesschool zou Mariaschool
gaan heten en aan de jongensschool vastgebouwd worden. De meisjes
zouden les krijgen van vrouwelijke leerkrachten en de jongens van de
St.- Jozefschool van mannelijke. Het gemeentebestuur weigerde geld
voor de bouw van de school beschikbaar te stellen, aangezien zij
hiervan de noodzaak niet inzag. Het kerkbestuur ging in beroep bij
Gedeputeerde Staten en werd in het gelijk gesteld. De gemeente besloot
een apart gymnastieklokaal te bouwen, dat door alle scholen gebruikt
kon worden. Over de kosten voor de bouw van de school en het
gymnastieklokaal hebben de gemeente en het kerkbestuur een aantal
jaren gebakkeleid. In 1933 werd het nonnenklooster gebouwd.
Tegelijkertijd kwamen de katholieke kleuterschool de 'Heilige
Engelbewaarder' en de naaischool voor oudere meisjes gereed. Het
onderwijs op beide scholen werd door de nonnen verzorgd.
In 1937 vroeg J.M. van Roosmalen
ontslag en verhuisde naar Den Haag. Later heeft de pastoor een boek
over Uitgeest geschreven, waarin hij stelde dat de burgemeester te
weinig wetskennis had en teveel afging op het advies van de
gemeentesecretaris Jan van Nienes. Van Roosmalen was 82 jaar toen hij
in 1960 stierf. Naar Van Roosmalen, Van Lith en Van Nienes zijn in
Uitgeest straten vernoemd.
Petrus van de Ven (1895-1974)
burgemeester van 1937
tot 1960
In 1937 werd door de Commissaris der
Koningin Roëll een burgemeester voor Uitgeest gezocht, die opgewassen
was tegen de dominante en zeer invloedrijke pastoor J.C. van der Loos.
Ook in katholieke kringen was men beducht voor de toenemende invloed
van de pastoor die het gemeentebestuur graag naar zijn hand zette. De
nieuwe burgemeester moest iemand zijn die met tact en beleid aan dit
streven weerstand kon bieden, zonder daarbij conflicten met de
geestelijkheid op te roepen. Voor dit doel werd door de inwoners van
Uitgeest de heer van Hulten, de gemeentesecretaris, naar voren
geschoven. Deze had echter officieel met het rooms-katholieke geloof
gebroken. Voor de Commissaris was het uitgesloten dat hij tot opvolger
benoemd zou worden in een overwegend rooms-katholieke gemeente.
Bovendien beschikte de heer Van Hulten waarschijnlijk over te weinig
tact om conflicten te kunnen vermijden. De rooms-katholieke Petrus van
de Ven werd als eerste op de nominatie gezet en benoemd. Van hem werd
verwacht dat hij de pastoor goed tegenspel zou kunnen bieden.
Bovendien vond de Commissaris het gunstig dat Van de Ven kennis had
van de landbouw, aangezien Uitgeest voor het grootste deel nog
agrarisch was.
Petrus van de Ven was geboren in het
Brabantse Heesch op 3 november 1895. Hij kwam uit een geslacht van
landbouwers en was de zoon van Albertus van de Ven en Petronella
Langenhuijzen. Ervaring met het besturen van een gemeente had hij
opgedaan op de gemeentesecretarieën van Oldenzaal, Berghem,
Leidschendam en Stompwijk-Veur. Hij huwde in 1928 te Eindhoven met
Jacoba Petronella Henrica Custers, een dochter van de Brabantse
beeldhouwer Alphonse Custers. Ze kregen een zoon en twee dochters. Bij
zijn aantreden in 1937 werd de nieuwe burgemeester geconfronteerd met
een grote werkloosheid. De kleine (bollen)boeren en tuinders leefden
in grote armoede. Van de Ven zette zich voor deze bevolkingsgroep in
en wist voor hen een subsidie los te krijgen bij het Nationaal
Crisiscomité in Den Haag. Voorts probeerde hij kleine industrieën aan
te trekken. Zo vestigde zich de foto- en filmstudio 'Hollandia' in
Uitgeest.
Pastoor Van der Loos kwam elke zondag
in de ambtswoning van de burgemeester een borreltje drinken. In het
begin van zijn ambtsperiode was de burgemeester genoodzaakt de pastoor
tot de orde te roepen. Zo had Van der Loos de gewoonte om één van de
katholieke onderwijzers in het dorp die tevens organist was in de
kerk, te pas en te onpas voor de klas weg te halen om tijdens een
bruiloft- of begrafenisdienst te spelen. Burgemeester Van de Ven riep
de pastoor bij zich en maakte hem duidelijk, dat dit zo niet langer
kon. Een week later kreeg de onderwijzer onverwacht weer de opdracht
van de pastoor om zijn leerlingen in de steek te laten en als organist
in de kerk dienst te doen. Direct daarna ontbood de burgemeester de
pastoor bij zich en deelde hem mee dat als dit nog één keer zou
gebeuren hij er officieel werk van zou maken. Hierna is dit niet meer
voorgekomen.
De oorlogsperiode
In het begin van de Tweede
Wereldoorlog eiste een Duits officier een kamer op in de ambtswoning
van de burgemeester aan de Middelweg. Zijn adjudant kreeg een
slaapplaats op de zolder. Begin 1943 kreeg de burgemeester samen met
een aantal andere Noordhollandse burgemeesters een oproep om naar het
beruchte bureau van de Sicherheitsdienst in de Euterpestraat te
Amsterdam te komen. Van de Ven ging niet en verliet meteen Uitgeest
met zijn gezin. Burgemeester Kalff uit Krommenie had wel gehoor
gegeven aan de oproep en werd direct gearresteerd en als gijzelaar
overgebracht naar het concentratiekamp te St.-Michielsgestel. Het
gezin Van de Ven verbleef de eerste twee maanden in Venlo bij een
broer van zijn vrouw. Daarna vertrokken zij naar Alkmaar waar zij in
huis woonden bij een ver familielid, een oude mevrouw, op de
Nieuwlandersingel. Inmiddels werd Van de Ven officieel door de
Duitsers ontslagen als burgemeester. Een jaar reisde hij rond als
controleur van de bedrijfsgroep van de grafische industrie om
vervolgens onder te duiken in Uitgeest op de boerderij van Piet Buur
op Dorregeest. Uit veiligheidsoverwegingen kenden zijn kinderen zijn
verblijfplaats niet. Een tijdje later werd hij door twee bezoekers van
de familie Buur ontdekt. Een van hen kwam direct daarna terug om de
burgemeester te waarschuwen, dat het beter was om een ander
onderduikadres te zoeken. Van de Ven vertrok naar het leegstaande
nonnenklooster naast de rooms-katholieke jongensschool waar de
Duitsers ingekwartierd waren. De nonnen waren vertrokken naar een huis
op de Kleis. Eén van de nonnen bezorgde hem af en toe eten. 's Avonds
ging hij regelmatig op de fiets naar Alkmaar om zijn vrouw op te
zoeken. Vanuit zijn onderduikadres en via zijn vrouw in Alkmaar
onderhield hij contacten met een verzetsgroep. In Uitgeest werd na het
vertrek van de burgemeester, de NSB-er W.J.Masdorp aangesteld, die ook
burgemeester van Castricum was.
periode 1945-1960
Direct na de bevrijding ging Van de
Ven weer aan de slag als burgemeester. Net als in de rest van
Nederland heerste er in Uitgeest grote woningnood. Aan de Hogeweg werd
begonnen met de bouw van nieuwe woningen. Voor de watersport opende de
burgemeester een nieuwe grote jachthaven. Het oude rechthuis werd
gerestaureerd en bestemd voor de Kennemer Oudheid Kamer. Om het
toenemende verkeer het hoofd te kunnen bieden werd de Geesterweg
aangelegd. De burgemeester had belangstelling voor cultuur en
ondersteunde de toneel- en muziekverenigingen in Uitgeest. Het
financiële beleid in die naoorlogse jaren werd gekenmerkt door
zuinigheid.
In november 1960 werd Petrus van de
Ven 65 jaar en moest hij afscheid nemen als burgemeester. Hij
verhuisde met zijn vrouw naar Alkmaar, waar hij nog enkele jaren als
ambtenaar van de burgerlijke stand belast was met het voltrekken van
huwelijken. Hij overleed daar in juni 1974.
overzicht van het totaal aan
uitgaven op de begroting van de gemeente Uitgeest:
1813 7.744
1823 5.771
1833 4.590
1843 5.102
1853 7.391
1863 11.295
1873 23.678
1883 20.236
1893 27.274
1903 35.810
1913 93.659
1923 166.522
1933 264.101
1949 1.411.447
overzicht van de
jaarsalarissen van burgemeesters
(bron: Rijksarchief in
Noord-Holland (RANH), archief Prov.Bestuur. gemeenterekeningen
Uitgeest)
1823-1866 |
200 |
1868-1878 |
300 |
1879-1881 |
400 |
1882-1897
|
600 |
1898-1906
|
700 |
1907-1913
|
900 |
1916 |
1150 |
1917 |
1300 |
1918 |
1900 |
1919-1927
|
3000 |
1937 |
3400 |
tabel: specificatie uitgaven
van de gemeente Uitgeest 1853-1923
(uitgedrukt in guldens)
NB: Niet alle posten op de
begroting van de gemeente staan in de tabel verwerkt.
toelichting:
* het bestuur: onder deze rubriek
werden onder andere de jaarwedden van de
burgemeester, de secretaris en de
ontvanger geregistreerd.
* onderhoud: met deze rubriek werd het
onderhoud aan gemeente-eigendommen bedoeld.
* veiligheid: in deze rubriek staat
het bedrag vermeld dat werd besteed aan de openbare veiligheid
(salaris veldwachter en nachtwaker) en de brandweer
* totaal: de totale uitgaven van de
gemeente van dat jaar
De totale uitgaven in 1933 waren
opgelopen tot 264.101, een specificatie van uitgaven in de rubrieken
weergegeven zoals voor de periode 1853-1923 werd niet meer gedaan.
jaar |
bestuur
|
onderhoud |
veiligheid |
onderwijs |
armen |
totaal |
1853 |
947 |
653 |
468 |
933 |
707 |
7391 |
1863 |
1154 |
1175 |
526 |
2809 |
1306 |
11295 |
1873 |
1483 |
1668 |
1055 |
2945 |
1156 |
23678 |
1883 |
2093 |
3944 |
1481 |
6975 |
879 |
20236 |
1893 |
2131 |
4983 |
1538 |
7813 |
999 |
27274 |
1903 |
2647 |
4159 |
1870 |
9564 |
1565 |
35810 |
1913 |
3864 |
5013 |
2768 |
8884 |
1547 |
93659 |
1923 |
15439 |
31517 |
6730 |
42589 |
21254 |
166522 |
tabel: uitgaven van de
gemeente bestuur uitgedrukt in percentages (%) van de totale uitgaven.
jaar |
alg.
bestuur |
onderhoud |
veiligheid |
onderwijs |
armen |
1853 |
12.8% |
8.8% |
6.3% |
12.6% |
9,6% |
1863 |
10.2% |
10.4% |
4.6% |
24.8% |
11.5% |
1873 |
6.3% |
7.0% |
4,4% |
12.4% |
4.9% |
1883 |
10.3% |
19.5% |
7.3% |
34.5% |
4.3% |
1893 |
7.8% |
18.3% |
5.6% |
28.6% |
3.7% |
1903 |
7.4% |
11.6% |
5.2% |
26.7% |
4.4% |
1913 |
4.1% |
5.3% |
2.9% |
9.5% |
1.6% |
1923 |
9.3% |
19.0% |
4.0% |
25.6% |
12.8% |
terug
bijlage: overzicht van de
gegevens van burgemeesters
afkortingen en symbolen:
* geboren/ gedoopt
+ overleden
o ouders
go grootouders
x huwelijk
k kinderen
b burgemeesterschap
l loopbaan
f funkties
g geloofsrichting
w woonadres
r familierelaties met andere
burgemeesters
br gebruikte bronnen
Jan van Lith
* Nieuw-Lekkerland 30 mei 1750
+ Uitgeest 23 apr 1831, 80 jaar oud
o Anthonie van Lith (1712) en Barbara
van Vuren
x Cornelia Jongebreur (*Ouderkerk a/d
Amstel 22 feb 1759 +Uitgeest 2 dec 1834), dochter van Willem
Jongebreur en ?
k Barbara (1779-1820)
Willem (1780-1843)
Anthonie (1782-1850) burgemeester van
Uitgeest
Dirk (1784)
Neeltje (1786)
Jan (1789-1862) burgemeester van
Bennebroek
Simon (1791)
Anna (1793)
Neeltje (1799-1875)
b Uitgeest 1799-1817
l waardschap Uitgeest 1794-1795
f molenmaker en timmerman; diaken,
1785 en ouderling van de Ned.Hervormde kerk, 1788,1795;
g Nederlands Hervormd
w op het Hoorne nr 77
br RANH, Mem.suc. inv.nr. 50
Gerrit Muntjewerff
* Koedijk 2 okt 1768
+ Uitgeest 30 dec 1847, 79 jaar oud
o Jan Gerritsz Muntjewerff
(1744-1827), schoolmeester, schout Koedijk, secretaris Westwoud,
burgemeester Oosterblokker en Dieuwertje Scheltus (1743-1804)
go Gerrit Klaasz Muntjewerff
(*Wieringerwaard 1709- +Barsingerhorn 21-12-1756) en Aagje Cornelisd
Hoogland (*Barsingerhorn 1-1-1712-Barsingerhorn- +onbekend)
x Uitgeest 27 okt 1792 Neeltje
Garbrandsd Zeekant *Beets 10 sep 1769, + Uitgeest 22 jan 1844, dochter
van Garbrand Mouritsz Zeekant en Guurtje Jansd. Baars
k Garbrand (1793-1795)
Guurtje (1797-1847)
Dieuwertje (1795-1823)
Maartje (1798-1847)
Garbrand (1799-1847)
Trijntje (1801-1835)
Johanna (1802-1824)
Jan (1803-1846)
Neeltje (1804-1852)
KLaas (1807-1807)
Klaas (1811-1812)
b Uitgeest 1817-1838
f koster en voorzanger van de kerk,
schoolmeester, belastingontvanger
g Nederlands Hervormd
w Kerkbuurt
r Zijn vader was burgemeester van
Oosterblokker
br A.G. Molendijk van der Ploeg,
genealogie Muntjewerff in Gens Nostra 1981, p.189, 240, 431
RANH, PB 1814-1850, 2875, 1708
(nr.13575); Mem. suc. inv.nr. 2517;
Anthonie van Lith Jz
* Uitgeest 7 april 1782
+ Uitgeest 15 nov 1850, 68 jaar oud
o Jan van Lith *Nieuw Lekkerland
3-5-1750- +Uitgeest 23 apr 1831 en Cornelia Jongebreur (*Ouderkerk a/d
IJssel 22 feb 1759 +Uitgeest 2 dec 1834)
go Anthonie van Lith (*Erichem (Buren)
25 dec 1712 +onbekend) en Barbara van Vuren; Willem Jongebreur en ?
x Krommenie 17 apr 1803 Jacoba Sluijk
(*Krommenie 1779 +Uitgeest 31 jan 1853), dochter van Aris Sluijk en
Aaltje Liets
k Cornelia (1803-1849)
Alida (1806-1871) x Jan van Nienes
Barbara (1809-1820)
Ermina (1812)
Jan (1815-1840)
Adrianus (1817-1882) burgemeester van
Uitgeest
b Uitgeest 1838-1850
f fabrikeur
g Nederlands Hervormd
w op het Hoorne nr 74
r Zijn vader was burgemeester van
Uitgeest; zijn jongere broer Jan van Lith was burgemeester van
Bennebroek 1838-1853; zijn zoon Adrianus van Lith volgde hem als
burgemeester van Uitgeest op in 1850; zijn kleinzoon Anthonie van
Nienes werd burgemeester van Uitgeest 1882-1901
br RANH, Mem.suc inv.nr. 2523
Adrianus van Lith
* Uitgeest 20 nov 1817
+ Uitgeest 8 jan 1882, 64 jaar oud
o Anthonie van Lith (1782-1850) en
Jacoba Sluijk (1779-1853)
go Jan van Lith (*Nieuw Lekkerland
3-5-1750 +Uitgeest 23 apr 1831) en Cornelia Jongebreur (*Ouderkerk a/d
IJssel 22 feb 1759 +Uitgeest 2 dec 1834) en Aris Sluijk en Aaltje
Liets
x Bennebroek 5 apr 1846 Barbara van
Lith (nichtje) *Bennebroek 9 jan 1818, +Uitgeest 30 aug 1885, dochter
van Jan van Lith en Maria Catharina van Alkemade
k Anthonie (1848-1934) burgemeester
van Uitgeest
Maria Catharina (1850-1850)
Jan Adrianus (1853-1880)
Jacoba Maria (1854-1854)
Jacobus (1856)
Maria Catharina (1859)
Cornelia Barbara (1861)
Adrianus (1863)
b Uitgeest 1851-1882 en Akersloot
(1852-1882)
f secretaris van Uitgeest
g Nederlands Hervormd
w op het Hoorne nr 73
r Zijn vader en grootvader waren
burgemeester van Uitgeest geweest; zijn neef Anthonie van Nienes zou
hem opvolgen als burgemeester; zijn zoon Anthonie werd in 1901
burgemeester van Uitgeest.
br RANH, Mem.suc. inv.nr. 2560
Anthonie van Nienes
* Barsingerhorn 27 okt 1830
+ Uitgeest 19 maart 1901, 70 jaar oud
o Jan van Nienes, grutter (*Alkmaar 10
nov 1800 +Barsingerhorn 8 jan 1890) en Alida van Lith (*Uitgeest 20
aug 1806 +Barsingerhorn 4 nov 1871)
go Klaas Nienes en Bregtje Klinkhamer;
Anthonie van Lith, fabrikant en burgemeester van Uitgeest (1782-1850)
en Jacoba Sluijk (1779-1853)
x Uitgeest 14 juli 1864 Gezina
Margaretha Vooren (Sientje) (*Assendelft 21 juni 1836 +Uitgeest 6 juli
1897), dochter van Izaak Vooren en Margaretha Verweel
k Margaretha (1865)
Alida (1866)
Jacoba (1867-1939)
Cornelia Johanna (1868)
Jan (1869-1944)
Duifje (1871-1885)
Anthonie (1872)
Brigitta (Bregje) (1874)
Izaak Jacobus (1878-1879)
b Uitgeest 1882-1901
f secretaris van Uitgeest
g Nederlands Hervormd
w Bonkenburg
r Zijn grootvader was burgemeester van
Uitgeest (1838-1850), zijn oom Adrianus van Lith was burgemeester van
Uitgeest (1851-1882)
br RANH, PB 1851-1943, inv.nr. 3068;
genealogie Van Nienes van A.P. van Nienes (Leeuwarden)
Anthonie van Lith Adrsz
* Uitgeest 15 okt 1848
+ Castricum 12 jun 1934, 85 jaar oud
o Adrianus van Lith (Uitgeest
1817-1882) en Barbara van Lith (Bennebroek 1818- Uitgeest 1885)
go Anthonie van Lith (1782-1850) en
Jacoba Sluijk (1779-1853)
x Castricum 28 juli 1875 Maria
Catharina van der Laan (nicht) (*Castricum 1854 +Uitgeest 11 jan
1931), dochter van Pieter Adrianus van der Laan, predikant te
Castricum en Margaretha Jacoba van Lith (tante)
k Adriaan Herman (1877)
Pieter Adriaan (1878)
Margaretha Jacoba Barbara Maria
(1885-1932)
b Uitgeest 1901-1925
f bloemist, veehouder, fabrikant van
houtwerk
g Nederlands Hervormd
w op de Hoorne
r Zijn vader Adrianus van Lith en
grootvader Anthonie van Lith waren burgemeester van Uitgeest geweest
br RANH, PB 1851-1943 inv.nr. 2979;
Johannes Marie van Roosmalen
* Deventer 28 sep 1878
+ Den Haag 23 nov 1960, 82 jaar oud
o Johannes Josephus van Roosmalen
(*Zwolle 17 maart 1849 +Zwolle 13 dec 1907), landmeter en Maria Agatha
Bertha van Hees (*Leiden 1850 +Amsterdam 15 nov 1914)
go Johannes Gerardus Jacobus van
Roosmalen (*1813-ovl. Den Haag), architect en Maria Anna Catharina
Stolte (1806-1863); Hermanus Otto van Hees en Maria Noordveen
x Eerste huwelijk: 's-Gravenhage april
1915: Maria Josepha Antonia Alferink (*Vught 28 apr
1871-+'s-Gravenhage 18 feb 1922), dochter van Carel Georg Alferink,
geneesheer te Vught (*Alkmaar 27 juni 1838 + Vught 24 feb 1876) en
Alida Maria Weenink (*Haarlem 10 jan 1843) Maria J.A.Alferink was
eerder gehuwd geweest met dhr. Halewijn en had een zoon uit haar
eerste huwelijk.
Tweede huwelijk: Den Haag 1 mei 1928
Maria Catharina Agnes Franses (*Den Haag 29 juni 1886 + Den Haag 19
nov 1949), dochter van Gerardus Antonius Franses en Maria Johanna
Wilhelmina Becht
k geen kinderen
b Uitgeest 1925-1937
f kapitein der infanterie, volontair
gemeentesecretarie Schipluiden
g Roomskatholiek
w ambtswoning Middelweg 5; na 1937:
van Montfoortlaan 28 Den Haag
br RANH, PB 1851-1943 inv.nr. 3019/75;
Petrus van de Ven
* Heesch 3 nov 1895
+ Alkmaar 10 juni 1974, 78 jaar oud
o Albertus van de Ven (1858-1939),
landbouwer en Petronella Langenhuijzen (1861-1918)
go Johannes van de Ven (*Heesch 1817
+Heesch 1893), landbouwer en Johanna van der Heijden (*Heesch 1827
+Heesch 1883)
x Eindhoven 17 aug 1928 Jacoba
Petronella Henrica Custers (*Stratum 2 apr 1901 +Alkmaar 10 juni
1971), dochter van Alphonse Ludovicus Custers, beeldhouwer (1875-1930)
k Albèrt Pieter Willem Maria (Albèrt)
(* Voorburg 11 dec 1934)
Petronella Lambertha Catharina Maria
(Nelleke) (* Uitgeest 22 dec 1941)
Marie Josèph Henriëtte Jeanne (Marjo)
(*Alkmaar 9 apr 1944)
b Uitgeest 1937-1960
g Roomskatholiek
w ambtswoning Middelweg 5 Uitgeest
br inlichtingen van de zoon van P. van
de Ven, de heer A.P.W.M. van de Ven te Bergen; RANH, PB 1851-1943
inv.nr. 3070.1;
terug © copyright A.Meddens-van Borselen
Archiefbronnen:
Rijksarchief in Noord-Holland
(RANH):
Arrondissementsbesturen
1811-1815 inv.nrs. 738, 801 (aantal huizen, molens), 886
(meest gegoede burgers van Uitgeest), 892 (scholieren), 948
(bevolkingstotaal), 740 (register civique/burgerlijst 1811), 748
(honderd hoogstaangeslagenen in Uitgeest = hoofdelijke omslag)
Archief Provinciaal
Bestuur van Noord-Holland, 1814-1850:
(gemeenterekeningen: 4399, 4409, 4477,
4496) en
inventarisnummers: 2767 (register
burgemeesters), 2875-2888 (gemeenteverslagen 1835-1850); 1708,
briefnummer 13575;
Archief Provinciaal
Bestuur van Noord-Holland, 1851-1943:
Kabinetsarchief van de Commissaris
inventarisnummers: 2979 (Anthonie van Lith 1901); 3019, nr 75 (van
Roosmalen); 3068 (van Nienes) 3070.1 (van de Ven); archief GS:
gemeenterekeningen Uitgeest 1853-1943
Memories van Successie:
inventarisnummers (50: Jan van Lith); (2517: Gerrit
Muntjewerff); (2523: Anthonie van Lith); (2560: Adrianus van Lith)
Doop-, trouw- en begraafregisters
van Uitgeest
registers Burgerlijke stand
Centraal Bureau voor
Genealogie te 's-Gravenhage
Persoonskaarten (Van Roosmalen, Van de
Ven)
Gemeentearchief Velsen
Bevolkingsregister Uitgeest
Archief gemeente Uitgeest (o.a.
Gemeenteverslagen)
Algemeen Rijksarchief Den Haag
Stamboeken officieren (Van Roosmalen)
Gemeentearchief Deventer
Bevolkingsregister (Van Roosmalen)
Gemeentearchief Vlissingen
Bevolkingsregister (Van Roosmalen)
Gemeentearchief 's-Gravenhage
Bevolkingsregister (Van Roosmalen)
Regionaal archief Alkmaar
Bevolkingsregister Castricum (A. van
Lith, 1848-1934)
Streekarchief Brabant
Noord-Oost
Bevolkingsregister Heesch (Van de Ven)
Streekarchief de Liemers en
Doesburg
Bevolkingsregister Doesburg (Van
Roosmalen)
Gegevens voor de grafiek van het
bevolkingsaantal van Uitgeest zijn afkomstig uit: RANH, het archief
arrondissementsbesturen 1811-1815, inv.nr. 948; het archief van het
provinciaal bestuur 1851-1914: het provinciaal verslag van
Noord-Holland 1851,1861; en het jaarboek Noord-Holland 1870-1960 en
Gemeentearchief Uitgeest inv.nr 88b, 7 jan 1818 en inv.nr. 91, 5 mei
1825)
literatuur
Grote en kleine monumenten van
Uitgeest (Uitgeest 1987)
Holland rond 1840. Aspecten van
het dagelijks leven op het Hollands platteland (Velsen/Den Haag
1990)
A. Doedens en L. Mulder, Een spoor
van verandering. Nederland en 150 jaar spoorwegen (Baarn 1989)
T.de Goede e.a., 100 jaar kerk en
parochie O.L.Vrouwe Geboorte Uitgeest, 1884-1984 (Uitgeest 1984)
A. Groen, Verpondingen op het
Hollandse platteland: bron voor de lokale en regionale
sociaal-economische geschiedenis. Het voorbeeld van Uitgeest
(1690-1788) in: Historisch tijdschrift Holland 28 jrg. nummer 2
(1996)
Kadastrale atlas van Noord-Holland
1832 deel 1 Uitgeest
J.C. Krom, het Molenrijk Uitgeest.
Uit de geschiedenis van een dorp (Uitgeest 1980)
L.Krouwels, Het roerige roomse
leven in Uitgeest. (Uitgeest 1988)
J.C. van der Loos, Geschiedenis
van Uitgeest (Haarlem 1925)
J.C. van der Loos, een kwart eeuw
pastoor van Uitgeest, 1920-1945
A.G. Molendijk-van der Ploeg,
genealogie Muntjewerff in: Gens nostra 1981. p.189, 240, 431
|