terug © copyright A.Meddens-van Borselen


Burgemeesters van Uitgeest van 1799-1960

Inleiding


gepubliceerd in 1996 in het historisch jaarboek van vereniging Oud-Uitgeest, Hutgheest.

In de periode van 1799 tot 1925 kwamen vrijwel alle burgemeesters van Uitgeest uit één familie. Pas in 1925 werd een burgemeester benoemd die niet tot de familie Van Lith behoorde. Bovendien was hij rooms-katholiek.

Benoeming burgemeesters

Voor 1851 stond de burgemeester samen met de gemeenteraad aan het hoofd van de gemeente. De Koning benoemde de burgemeester voor een periode van zes jaar. Door de invoering van de gemeentewet in 1851 veranderde de positie van de burgemeester (tot 1825 schout genaamd). Nadien stond de gemeenteraad alléén aan het hoofd van de gemeente. Samen met de wethouders vormde de burgemeester het dagelijks bestuur. De raad die direct door de burgers gekozen was, koos uit haar midden de wethouders. Op voordracht van de Commissaris des Konings en de Minister van Binnenlandse Zaken benoemde de Koning de burgemeester. De Commissaris die een lijst van drie kandidaten opstelde, had een belangrijke invloed op de benoeming en gaf aan waarom hij een sollicitant wel, of juist niet geschikt achtte voor het ambt. Na zes jaar kon de burgemeester herbenoemd worden voor een volgende ambtsperiode. Meestal was het burgemeesterschap een bijbaan, omdat het salaris van een paar honderd gulden per jaar ontoereikend was om van te leven. Regelmatig werd het gecombineerd met de functie van gemeentesecretaris.

Aan het eind van de negentiende en in de loop van de twintigste eeuw namen de taken en de inkomsten van het gemeentebestuur toe. Uit de begrotingen blijkt, dat steeds meer werd uitgegeven aan onderwijs, volksgezondheid, sociale zorg, verkeer en vervoer en openbare veiligheid. In de twintigste eeuw groeide de functie van burgemeester uit tot een volledige baan.

 

Jan van Lith (1750-1831)

 

burgemeester van 1799 tot 1817

De timmerman en molenmaker Jan van Lith verhuisde rond 1781 met zijn vrouw en zijn twee kinderen vanuit Ouderkerk aan de IJssel naar Uitgeest. Voor de uitoefening van zijn bedrijf kocht hij in 1797 voor 1950, - de houtzaagmolen 'de Hoop' aan de Hennepklopperslaan, die aan de oostkant van de Binnenmeer lag. Bovendien kocht hij een waterplas, omdat de boomstammen eerst enige jaren moesten inwateren alvorens verwerkt te kunnen worden. Aan het Hoorne kocht hij twee huizen, waarvan één met een grote loods erachter. Hij woonde met zijn gezin aan het Hoorne nr. 77, (het huisnummer is later gewijzigd in nummer 6 of 8). In Uitgeest werden nog zeven kinderen geboren. Tijdens een brand in 1911 werd de molen verwoest.

Voorafgaand aan zijn burgemeesterschap vervulde Jan van Lith in de Nederlands Hervormde kerk afwisselend de functies van kerkmeester, ouderling en diaken. In 1794 begon zijn loopbaan in het plaatselijk bestuur met het ambt van Eerste Waardschap, dat vergelijkbaar is met burgemeestersambt. Van 1799 tot 1817 stond hij onder vier verschillende titels aan het hoofd van de gemeente, in de Bataafs-Franse tijd van 1799-1811 was hij president van de municipaliteit, in 1811 werd hij maire en in 1813 veranderde zijn titel in schout.

Jan van Lith maakte een woelige bestuursperiode mee: het einde van de Republiek, de inlijving bij Frankrijk en na de terugkeer van de zoon van Willem V, de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden. Ondanks alle politieke veranderingen bekleedde hij nog steeds hetzelfde ambt. Onder het Franse bestuur kregen de burgemeesters de opdracht gegevens te verzamelen over onder meer de bevolkingssamenstelling, de oogsten, en de veestapel en deze te rapporteren aan de onderprefect van het arrondissementsbestuur te Alkmaar. In tegenstelling tot de meeste van zijn ambtgenoten rapporteerde Jan van Lith in het Nederlands. Voor de verkiezingen van de municipale raad (gemeenteraad) maakte hij in 1811 een lijst van alle mannen van 21 jaar en ouder, waaruit afgeleid kan worden dat Uitgeest een agrarisch dorp was. Het merendeel van deze mannen was boer, tuinder, bloemkweker of werkman. De rijkste inwoners behoorden zonder uitzondering tot de groep van bloemkwekers en landbouwers. Hoewel Jan van Lith niet tot deze rijkste groep behoorde, kon hij zeker welvarend genoemd worden. Op de ranglijst van honderd hoogste belastingbetalers in Uitgeest stond hij op de 50-ste plaats.

Volgens de opgave van 1812 van onroerende goederen in Uitgeest waren er in het dorp onder meer 14 molens, 9 watermolens, 2 oliemolens, 1 korenmolen, 1 houtzaagmolen en 1 gruttersmolen. De laatste werd als enige door een paard aangedreven. Totaal waren er 206 huizen, waarvan 152 in Uitgeest en 27 in Marken-Binnen, dat tot Uitgeest behoorde. De school onder leiding van de 26-jarige 'schoolhouder' Floris Swart had honderd leerlingen die over 3 klassen verdeeld waren. Marken-Binnen had een eigen schoolmeester, Jacobus Elderbeek, die aan vijftien kinderen les gaf. Het schoolgeld bedroeg voor de eerste klas een halve stuiver en voor tweede en derde klas respectievelijk één en twee stuivers. Jan van Lith meldde in 1815 aan de onderprefect dat Uitgeest 1057 inwoners telde, waarvan 110 ondersteund werden door de armenzorg.

Van Lith was 67 jaar toen hij in 1817 met zijn burgemeesterschap stopte. In 1838 werden twee van zijn zoons tot burgemeester benoemd, Anthonie in Uitgeest en Jan (1789-1862) in Bennebroek. Hij zou dat echter niet meer meemaken. In 1831 overleed hij te Uitgeest, 80 jaar oud. Tot zijn nalatenschap behoorden vijf huizen, de molen 'de Hoop' en enkele stukken land. Een van de huizen stond naast het weeshuis van de Nederlands Hervormde kerk.
 

 

Gerrit Muntjewerff (1768-1847)

 

burgemeester van 1817 tot 1838

 

In 1817 werd Gerrit Muntjewerff benoemd tot schout van Uitgeest. Tijdens zijn loopbaan veranderde de titel in burgemeester. Hij was de zoon van Jan Gerritszoon Muntjewerff en Dieuwertje Scheltes en werd in 1768 in Koedijk geboren. Zijn vader die in Koedijk schoolmeester en schout was geweest, bekleedde tot aan diens dood het burgemeestersambt in Oosterblokker. Voorafgaand aan zijn burgemeesterschap was Gerrit Muntjewerf in Uitgeest onder meer schoolmeester, koster, voorzanger, gemeenteontvanger en -secretaris. De laatste functie bekleedde hij ook tijdens zijn burgemeesterschap. Voor deze twee functies ontving hij een jaarwedde van 400, -. In 1792 huwde hij in Uitgeest met Neeltje Zeekant en kreeg samen met haar elf kinderen, waarvan er drie op jonge leeftijd stierven. Zij woonden in een eigen huis op de hoek van het Slimpad in de Kerkbuurt. Naar aanleiding van een conflict over de bouw van een katholieke kerk in het dorp schreef een aantal parochianen een brief aan de gouverneur van Noord-Holland. In de brief stelden zij dat de bouw van de kerk onnodig was, dat de pastoor knoeide met de financiën, dat de schoonzoon van de burgemeester werd voorgetrokken en dat deze belast was met de bouw van de kerk. Burgemeester Muntjewerff werd door de gouverneur om een reactie gevraagd. Hij antwoordde de gouverneur dat de pastorie en de vorige (schuil)kerk, een voormalige boerderij, in een bouwvallige staat verkeerden en dat het kerkbestuur kennelijk goede redenen had om zijn schoonzoon Gerrit Hos tot architect en timmerman aan te stellen en dat zij hiervoor de verantwoording droegen. Het kerkbestuur en de burgemeester werden in het gelijk gesteld en de kerk kon in 1834 in gebruik worden genomen.

In het gemeenteverslag van 1835 schreef Muntjewerff over de sociaal-economische toestand aan de gouverneur van Noord-Holland:'Er zijn 89 huiszittende armen, er zijn zes kinderen in het hervormde weeshuis. De fabrieken zijn sedert 1813 aanzienlijk verbeterd. Wegens de achteruitgang van de verschillende takken van nijverheid heeft men geen reden tot klagen. De landbouw is ten aanzien van de prijs der produkten steeds in een kwijnende toestand.' Naar schatting had Uitgeest circa 1345 inwoners. Een jaar voor het afscheid van Gerrit Muntjewerff werd een nieuw schoolgebouw in gebruik genomen op de hoek van aan het Bonkenburg en de Meldijk (nu Bonkenburg nr 2-4). Zijn gezondheid was zodanig verslechterd dat hij in september 1838 ontslag nam. Hij was 21 jaar burgemeester en gemeentesecretaris geweest. Zes jaar later stierf zijn vrouw en op 30 december 1847 stierf hij in zijn huis te Uitgeest op 79-jarige leeftijd. Bij zijn dood waren nog drie van zijn elf kinderen in leven. Uit zijn nalatenschap blijkt, dat Gerrit Muntjewerff geen onbemiddeld man was. Hij liet een huis ingericht als broodbakkerij aan de Breedstraat in Beverwijk na en weilanden, stallingen en tuinen en zijn huis aan de Kerkbuurt bij het Slimpad te Uitgeest

 

Anthonie van Lith (1782-1850)

 

burgemeester van 1838 tot 1850

 

Na het ontslag van Gerrit Muntjewerff werd Anthonie van Lith, zowel in de functie van burgemeester als gemeentesecretaris, tot zijn opvolger benoemd. Anthonie was een zoon van de voormalige burgemeester Jan van Lith (1750-1831) en Cornelia Jongebreur en werd geboren op 7 april 1782 in Uitgeest. Zijn jongere broer Jan van Lith (1789-1862) was in hetzelfde jaar tot burgemeester van Bennebroek benoemd, waar deze broer tevens timmerman was. Anthonie woonde aan het Hoorne naast het huis dat zijn vader bewoond had. In het dagelijks leven was hij houtfabrikant en exploiteerde hij de houtzaagmolen de Hoop. De loods achter het huis aan het Hoorne werd gebruikt voor de vervaardiging van houtprodukten, waaronder onderdelen voor molens. In 1803 huwde hij in Krommenie met Jacoba Sluijk. Van de zes kinderen die zij kregen, stierven er twee tijdens zijn leven: zijn dochter Barbara stierf in 1820 toen zij 11 jaar was en in 1840 stierf zijn zoon Jan op 25 jarige leeftijd. Zijn jongste zoon Adrianus zou hem als burgemeester opvolgen. Ook zijn kleinzoon Anthonie van Nienes zou later burgemeester van Uitgeest worden. Deze werd geboren uit het huwelijk van Alida van Lith (1806-1871) en Jan van Nienes, een grutter uit Barsingerhorn.

Uit de jaarlijkse verslagen van Anthonie van Lith aan de gouverneur blijkt dat Uitgeest tijdens zijn burgemeesterschap redelijk welvarend was. Met de voornaamste bronnen van inkomsten, de landbouw, de bloemkwekerijen en de tuinbouw ging het goed. De opbrengst van de veeteelt was redelijk, ondanks de longziekte waarmee de boeren jarenlang te kampen hadden. Over de toestand van de fabrieken schreef Van Lith dat deze 'van jaar tot jaar treuriger werd', wat volgens hem veroorzaakt werd door 'de menigvuldige mededinging'. Uitgeest telde gemiddeld zo'n 85 huiszittende armen: mensen die door de kerk ondersteuning kregen in de vorm van bedeling.

In de beginjaren van zijn ambtsperiode berichtte Van Lith uitvoerig dat de wegen rondom Uitgeest in het voor- en najaar door de regen onbegaanbaar waren voor rijtuigen. In zijn jaarverslag over 1841 schreef hij de gouverneur dat het wenselijk was, dat het provinciaal bestuur de herhaalde klachten nu eens zou verhoren. Bij dit onderwerp staat in het jaarverslag met potlood een aantekening van de gouverneur, waarin hij opmerkte dat de burgemeesters in de eerste plaats zelf de handen uit de mouwen moesten steken en dat, indien zij hulp nodig hadden, 'die tot een bepaalde mate en grootte konden vragen'. Van Lith maakte elk jaar een opmerking over de slechte weg naar Limmen. Maar in januari 1850 meldde hij dat, als de rijksconcessie werd afgegeven, er een aanvang gemaakt kon worden met de verbetering van de weg. Op 15 november 1850 overleed Anthonie van Lith. De aanleg van de nieuwe straatweg van Uitgeest naar Limmen had hij nog net meegemaakt. Zijn waarnemer J. Brasser schreef in januari aan de gouverneur dat de bereikbaarheid of zoals hij dat zelf noemde 'de communicatie' van Uitgeest door de nieuwe weg zeer verbeterd was.

 

Adrianus van Lith (1817-1882)

 

burgemeester van 1851 tot 1882

 

Na de dood van zijn vader werd Adrianus van Lith, hij was toen 34 jaar, in januari 1851 benoemd tot burgemeester en secretaris van Uitgeest. Hij was de jongste zoon van Anthonie van Lith en Jacoba Sluijk en werd geboren op 20 november 1817 te Uitgeest. Evenals zijn vader was hij houtfabrikant. Samen met zijn neef (en zwager) Jan van Lith, die timmerman was in Leiden, richtte hij een vennootschap op. In 1846 trouwde Adrianus in Bennebroek met zijn nichtje Barbara van Lith, die de dochter was van Maria Catherina van Alkemade en de Bennebroekse burgemeester en timmerman Jan van Lith. Van de acht kinderen die zij kregen, stierven er twee op jonge leeftijd. Vanaf 1852 was hij tevens burgemeester van Akersloot.

Tijdens zijn ambtstijd werden de salarissen van de burgemeester en de secretaris enkele keren verhoogd. Tot 1868 kreeg hij per jaar en per ambt 300, - en in 1879 uiteindelijk 400, -. Desondanks vormden zijn werkzaamheden als houtfabrikant zijn belangrijkste inkomstenbron. Tijdens het burgemeesterschap van Adrianus deed zich een belangrijke ontwikkeling voor. In 1867 kwamen de spoorlijnen Haarlem-Uitgeest en Alkmaar- Uitgeest gereed, die de mobiliteit van de inwoners aanzienlijk verhoogde. Twee jaar later werd de spoorlijn Uitgeest-Zaandam in gebruik genomen. Naast het spoor kon men ook gebruik maken van de 'schuitendiensten' naar Amsterdam, Haarlem en Alkmaar. De wegen rondom Uitgeest veranderden 's winters nog steeds in modderpoelen en waren vaak onberijdbaar voor de koetsen en paardewagens.

In 1873 werd aan de Hogeweg nummer 8 voor 2000, - een grotere school gebouwd, die bestond uit zes lokalen en een gymnastieklokaal. Voor de school die tot 1971 in gebruik is geweest, legde burgemeester Adrianus van Lith de eerste steen. De vorige school aan het Bonkenburg werd als openbare bewaarschool ingericht en bleef dit tot 1930. Tegenwoordig is in het gebouw de muziekschool gehuisvest. Bij zijn dood liet Adrianus van Lith een nalatenschap achter ter waarde van 70.000, -. Hij bezat aan het Hoorne twee huizen (nrs 6 en 8) en een loods, met een waarde van 4350, - en een tuin ter waarde van 2600, - Toen hij overleed op 8 januari 1882 in Uitgeest, was hij 64 jaar. Na zijn overlijden werd de molen 'De Hoop' verkocht aan Cornelis Roos.

 

Anthonie van Nienes (1830-1901)

 

burgemeester van 1882 tot 1901

 

Anthonie van Nienes, geboren op 27 oktober 1830 te Barsingerhorn, volgde zijn oom Adrianus van Lith op. Doordat hij al jarenlang gemeentesecretaris was in Uitgeest, was hij voor de meesten geen onbekende, toen hij op 51-jarige leeftijd het ambt aanvaardde. Hij was de oudste zoon van Jan van Nienes, grutter te Barsingerhorn en Alida van Lith. Zijn jongere broers Klaas en Jan waren evenals hun vader grutter van beroep. In 1864 huwde hij Gezina Margaretha (Sientje) Vooren. Zij kregen negen kinderen, waarvan er twee al jong stierven; de jongste in 1879 toen hij acht maanden oud was en in 1885 hun dochtertje Duifje op 13-jarige leeftijd. Met zijn gezin woonde hij op het Bonkenburg nummer 7. Anthonie van Nienes bezat volgens de Commissaris des Konings 'van zich zelve geen fortuin' en moest leven van het salaris van burgemeester en secretaris. De in 1834 gebouwde waterstaatskerk in de Langebuurt werd afgebroken. Op dezelfde plaats werd in 1885 een nieuwe rooms-katholieke kerk met pastorie gebouwd onder leiding van de architect E.J. Margry. De bisschop van Haarlem wijdde de kerk in. Burgemeester Van Nienes beschreef in de gemeenteverslagen de economische en sociale toestand van zijn gemeente. Hij vermeldde in de jaarlijkse rapporten regelmatig dat het rundvee getroffen werd door mond- en klauwzeer, de varkens door de varkensziekte en de schapen door de wormziekte. Desondanks gedijde de veehouderij goed en vormde zij nog steeds de belangrijkste bron van inkomsten voor de inwoners. Daarnaast waren de tuinbouw en de bloembollenkwekerijen belangrijk. De bloemen werden onder meer rechtstreeks naar Engeland geëxporteerd. In Uitgeest stonden verscheidene met stoom aangedreven houtfabrieken, waaronder die van Zonjee en Van Lith. In het begin van zijn ambtsperiode berichtte hij dat de armoede in Uitgeest jaarlijks toenam, overigens zonder daarbij het aantal armen te noemen. Vanaf 1889 bleef het aantal armen stabiel, terwijl het aantal inwoners jaarlijks toenam. Gedurende de wintermaanden was er geen werk voor de boerenarbeiders, de tuinarbeiders, de ambachtslieden en de dagloners zonder vast werk. De vereniging tot werkverschaffing kon sommigen van hen te werk stellen bij het verbeteren van de `s winters in slechte staat verkerende gemeentewegen en daarmee voor hen de ergste armoede voorkomen. Pas tijdens het bestuur van zijn opvolger werd de in de winter slecht berijdbare weg van Uitgeest naar Castricum beter begaanbaar gemaakt. De nieuwe, in 1895 opgerichte vereniging tot werkverschaffing, liet de arme dagloners veldarbeid en houtzaagwerk verrichten.

Aan de Middelweg werd in 1892 een ziekenhuis opgericht. Het gebouw werd in 1927 verkocht aan de Gereformeerde kerk die het als kerkgebouw en als vergaderruimte in gebruik nam en het gebouw de naam 'de Zaadkorrel' gaf. De rubriek 'bijzondere gebeurtenissen' in de gemeenteverslagen werd gebruikt voor het vermelden van brand of watersnoodrampen en was meestal niet ingevuld of er stond 'dit jaar zijn er geen bijzonderheden in de gemeente voorgevallen'. In het verslag over 1895 meldde de burgemeester dat op 6 december tijdens een hevig onweer een blikseminslag twee watermolens in brand zette en daarbij drie kinderen doodde.

Anthonie van Nienes overleed op 19 maart 1901, 70 jaar oud. Zijn zoon Jan van Nienes (1869-1944) werd de secretaris en ontvanger van de gemeente en hoopte dat hij zijn vader als burgemeester van Uitgeest zou opvolgen.

 

Anthonie van Lith (1848-1934)

 

burgemeester van 1901 tot 1925

 

De Commissaris der Koningin gaf echter in zijn voordracht voor een nieuwe burgemeester de voorkeur aan de 53-jarige wethouder Anthonie van Lith en schreef in zijn voordracht aan de Minister van Binnenlandse Zaken: ' Hij (Anthonie van Lith) schijnt een eenvoudig, rechtschapen man, behoort tot een burgemeestersfamilie in Uitgeest en is algemeen geacht en gezien. De predikant, de dokter en het hoofd der school en andere autoriteiten en 7/8 deel van de Uitgeestenaren zouden zijn benoeming toejuichen'. Voorts schreef hij dat in Uitgeest een boerenpartij en een zogenoemde burgerpartij bestond. Een andere kandidaat voor het burgemeesterschap, Jan van Nienes, zoon van de oud-burgemeester Anthonie van Nienes, was penningmeester van diverse polderbesturen in Uitgeest en behoorde tot de boerenpartij. De benoeming van Jan van Nienes zou deze boerenpartij te veel invloed geven. De aanbeveling van Anthonie van Lith door de Commissaris werd door de Minister overgenomen en hij werd bij Koninklijk Besluit tot burgemeester benoemd.

 

Anthonie van Lith die op 15 oktober 1848 werd geboren, was de zoon van burgemeester Adrianus van Lith en Barbara van Lith. Hij trouwde in 1875 met zijn nichtje Maria Catharina van der Laan. Haar moeder was, evenals zijn moeder, een dochter van de burgemeester van Bennebroek Jan van Lith. Zij kregen twee zoons en een zwakzinnige dochter. Evenals zijn voorouders woonde Van Lith aan het Hoorne nr. 6-8.

Van Lith maakte in zijn eerste gemeentelijke jaarverslag melding van nieuwe fabrieken: de kaasfabriek van Blokker, de kaasstremselfabriek van Visser, de Hollandse melksuikerfabriek (opgericht in 1897) en twee vogelkooienfabrieken, één van K.Zonjee en één van W. van der Eng en W. Rozenmeijer. Aan de Langebuurt werd in 1912 een rooms-katholieke school gebouwd. Twee jaar later werd de openbare lagere school geheel verbouwd. In 1916 besloot de gemeente haar medewerking te verlenen aan de oprichting van de waterleidingmaatschappij 'Midden Noord-Holland', waarvan het hoofdkantoor in Purmerend werd gevestigd. In datzelfde jaar schakelde de koekfabriek van A.L. Starreveld over van stoom op elektriciteit. De gemeente had een raadhuis nodig en kocht in december 1917 voor 8000, - de villa van de familie Brasser aan de Middelweg. Na de verbouwing kwam ook een burgemeesterskamer beschikbaar, maar Van Lith maakte hier geen gebruik van. Net als zijn voorgangers ontving hij zijn dorpsgenoten in zijn woonhuis. Door een subsidie van de gemeente kon de kruisvereniging 'het Witte Kruis' voor het eerst een wijkverpleegkundige aanstellen. Het gemeentebestuur gaf de woningbouwvereniging 'Goed wonen' een subsidie voor de bouw van 25 woningen en besloot tot de aanleg van een elektriciteitsnet in de gemeente. Ook in 1920 kreeg de woningbouwvereniging steun van de gemeente.

Naast burgemeester was Anthonie van Lith voorzitter van de kruisvereniging 'het Witte-Kruis', erevoorzitter van de toneelvereniging 'Vondel' en directeur van de Boerenleenbank. In 1923 verkocht hij het huis aan het Hoorne samen met zijn bedrijf aan de timmerman Hermanus Rookhuizen. Het huis was al van voor 1832 familiebezit. Met zijn vrouw en dochter verhuisde hij naar een woning op de Middelweg, ten noorden van het postkantoor.

Van Lith was al 77 jaar oud, toen hij in 1925 ontslag nam als burgemeester. Vijf jaar later overleed zijn vrouw. In oktober 1931 verliet hij Uitgeest en ging hij met zijn zwakzinnige dochter Sientje bij zijn oudste zoon in Castricum wonen. Deze zoon, Adriaan Herman, was bloemkweker. Zijn andere zoon Pieter Adriaan was werkzaam als scheikundige in Nederlands Indië. In 1932 stierf zijn dochter. Twee jaar later stierf Anthonie van Lith, 85 jaar oud, in Castricum. Hij werd op het openbare kerkhof van Uitgeest in het familiegraf begraven.

Er was een einde gekomen aan de meer dan honderd jaar bestaande familieregering van Van Lith, die in 1817 alleen onderbroken werd door de benoeming van Gerrit Muntjewerff.

 

Johannes Marie van Roosmalen (1878-1960)

 

burgemeester van 1925 tot 1937

In 1925 werd voor het eerst in de geschiedenis van Uitgeest een buitenstaander en een katholiek, Johannes van Roosmalen, tot burgemeester benoemd. A. Zonjée schreef aan de Commissaris der Koningin dat in Uitgeest nieuw bloed werd gewenst. Men wilde graag een ontwikkelde man van buiten, een jong en energiek persoon die het gezag graag hoog houdt en boven de partijen kon staan. Jan van Nienes, die toen 56 jaar was en sinds 1901 secretaris en ontvanger van Uitgeest was, hoopte net als bij de vacature in 1901, dat hij tot burgemeester zou worden benoemd. Hij was een achterneef van de oud-burgemeester Anthonie van Lith. De Commissaris der Koningin vond hem geen ideale kandidaat, aangezien het hem aan alle representatieve kwaliteiten ontbrak. Hij schreef dat: 'hij het weinig gewenst achtte dat een secretaris die jaren lang onder aan de tafel had gezeten, plotseling aan het hoofd daarvan zou worden gesteld'. Daarbij achtte hij hem niet flexibel genoeg om de gemeente nieuw leven in te blazen. Toch plaatste de Commissaris hem als tweede kandidaat op de nominatie voor het burgemeesterschap. Onder de sollicitanten voor het burgemeesterschap bevond zich ook Adrianus van Lith, oud-burgemeester van Oud-Beijerland (van 1893 tot 1908). Hij was de jongste zoon van oud-burgemeester Adrianus van Lith (1817-1882) en Barbara Maria van Lith en jongste broer van oud-burgemeester Anthonie van Lith (1848-1934). Adrianus van Lith werd overigens niet genoemd in de brief van de Commissaris aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Van Roosmalen werd wel vermeld in zijn brief, maar werd niet door de Commissaris voorgedragen. Toch werd hij door de Kroon benoemd.

 

Johannes Marie van Roosmalen werd op 28 september 1878 te Deventer geboren. Hij was de oudste zoon van de landmeter Johannes Josephus van Roosmalen en Maria Agatha van Hees. Na de HBS volgde hij in 1895 een militaire opleiding in Kampen. Hij werd tweede en later eerste luitenant en in 1917 kapitein van de infanterie. Twee jaar eerder huwde hij met de zeven jaar oudere weduwe Maria Josepha Antonia Alferink, die uit haar eerste huwelijk een zoon en een dochter had. Talloze malen werd hij van het ene regiment naar het andere overgeplaatst en moesten hij en zijn vrouw verhuizen. Zijn vrouw vestigde zich in 1920 in Den Haag, terwijl hij in Utrecht bij de genietroepen gedetacheerd was. Ze overleed twee jaar later. Na afgekeurd te zijn vanwege lichamelijke gebreken zoals spataderen en bijziendheid verliet hij in 1924 het leger met een pensioen van 2732 per jaar. Hij vestigde zich in Delft en werd volontair op de gemeentesecretarie van Schipluiden om bestuurservaring op te doen. Na afloop van zijn stageperiode vond men dat hij goed met het publiek om kon gaan. In 1925 solliciteerde hij naar het ambt van burgemeester van Uitgeest.

In november 1920 was in Uitgeest een nieuwe pastoor benoemd, Jacobus Cornelis van der Loos. Al spoedig na zijn aantreden richtte hij verscheidene rooms-katholieke verenigingen op. Zo telde Uitgeest, dat slechts tussen de 3000 en 4000 inwoners telde, korte tijd later twee fanfarecorpsen, twee voetbalclubs, twee toneelverenigingen en twee ondernemersverenigingen. De pastoor ontwikkelde zich tot een potentaat en had grote invloed in het dorp: de facto was hij het school-, het armen- en het kerkbestuur. Bij zijn eerste bezoek aan Uitgeest maakte Van Roosmalen kennis met het personeel van de secretarie en met pastoor Van der Loos, bij wie hij bleef eten en overnachten. Op 16 juni 1925 verwelkomde de feestcommissie Van Roosmalen als de nieuwe burgemeester van Uitgeest. 's Avonds verbleef hij bij de pastoor.

De zelfstandigheid van burgemeester Van Roosmalen tegenover de pastoor liet te wensen over, hij was niet opgewassen tegen deze autoritaire man. Pastoor Van der Loos gebruikte 's zondags de preekstoel niet uitsluitend voor het overbrengen van een religieuze boodschap, maar ook om zijn mening over gebeurtenissen in het dorp te geven. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was iets minder dan de helft van de inwoners rooms-katholiek. In de gemeenteraad was zij in de minderheid met vijf leden op een totaal van elf gemeenteraadsleden. De tegenstelling tussen katholiek en protestant was groot en veel katholieke voorstellen werden bij voorbaat verworpen omdat het een rooms voorstel was. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1927 vormden de socialisten en de neutralen samen één lijst onder leiding van J.Schregardus, de directeur van de melksuikerfabriek, om een meerderheid van de katholieken in het college te voorkomen. De actie had succes: de katholieken bleven met vijf zetels in de raad vertegenwoordigd.

Aan de Middelweg naast het raadhuis liet de gemeente voor Van Roosmalen een ambtswoning bouwen. Op 1 mei 1928 trouwde hij met de 41-jarige, Haagse Maria Catharina Agnes Franses. In 1929 vatte het kerkbestuur van de katholieke kerk het plan op om de rooms-katholieke lagere school aan de Langebuurt te splitsen in een meisjes- en een jongensschool. De meisjesschool zou Mariaschool gaan heten en aan de jongensschool vastgebouwd worden. De meisjes zouden les krijgen van vrouwelijke leerkrachten en de jongens van de St.- Jozefschool van mannelijke. Het gemeentebestuur weigerde geld voor de bouw van de school beschikbaar te stellen, aangezien zij hiervan de noodzaak niet inzag. Het kerkbestuur ging in beroep bij Gedeputeerde Staten en werd in het gelijk gesteld. De gemeente besloot een apart gymnastieklokaal te bouwen, dat door alle scholen gebruikt kon worden. Over de kosten voor de bouw van de school en het gymnastieklokaal hebben de gemeente en het kerkbestuur een aantal jaren gebakkeleid. In 1933 werd het nonnenklooster gebouwd. Tegelijkertijd kwamen de katholieke kleuterschool de 'Heilige Engelbewaarder' en de naaischool voor oudere meisjes gereed. Het onderwijs op beide scholen werd door de nonnen verzorgd.

In 1937 vroeg J.M. van Roosmalen ontslag en verhuisde naar Den Haag. Later heeft de pastoor een boek over Uitgeest geschreven, waarin hij stelde dat de burgemeester te weinig wetskennis had en teveel afging op het advies van de gemeentesecretaris Jan van Nienes. Van Roosmalen was 82 jaar toen hij in 1960 stierf. Naar Van Roosmalen, Van Lith en Van Nienes zijn in Uitgeest straten vernoemd.

 

Petrus van de Ven (1895-1974)

 

burgemeester van 1937 tot 1960

 

In 1937 werd door de Commissaris der Koningin Roëll een burgemeester voor Uitgeest gezocht, die opgewassen was tegen de dominante en zeer invloedrijke pastoor J.C. van der Loos. Ook in katholieke kringen was men beducht voor de toenemende invloed van de pastoor die het gemeentebestuur graag naar zijn hand zette. De nieuwe burgemeester moest iemand zijn die met tact en beleid aan dit streven weerstand kon bieden, zonder daarbij conflicten met de geestelijkheid op te roepen. Voor dit doel werd door de inwoners van Uitgeest de heer van Hulten, de gemeentesecretaris, naar voren geschoven. Deze had echter officieel met het rooms-katholieke geloof gebroken. Voor de Commissaris was het uitgesloten dat hij tot opvolger benoemd zou worden in een overwegend rooms-katholieke gemeente. Bovendien beschikte de heer Van Hulten waarschijnlijk over te weinig tact om conflicten te kunnen vermijden. De rooms-katholieke Petrus van de Ven werd als eerste op de nominatie gezet en benoemd. Van hem werd verwacht dat hij de pastoor goed tegenspel zou kunnen bieden. Bovendien vond de Commissaris het gunstig dat Van de Ven kennis had van de landbouw, aangezien Uitgeest voor het grootste deel nog agrarisch was.

Petrus van de Ven was geboren in het Brabantse Heesch op 3 november 1895. Hij kwam uit een geslacht van landbouwers en was de zoon van Albertus van de Ven en Petronella Langenhuijzen. Ervaring met het besturen van een gemeente had hij opgedaan op de gemeentesecretarieën van Oldenzaal, Berghem, Leidschendam en Stompwijk-Veur. Hij huwde in 1928 te Eindhoven met Jacoba Petronella Henrica Custers, een dochter van de Brabantse beeldhouwer Alphonse Custers. Ze kregen een zoon en twee dochters. Bij zijn aantreden in 1937 werd de nieuwe burgemeester geconfronteerd met een grote werkloosheid. De kleine (bollen)boeren en tuinders leefden in grote armoede. Van de Ven zette zich voor deze bevolkingsgroep in en wist voor hen een subsidie los te krijgen bij het Nationaal Crisiscomité in Den Haag. Voorts probeerde hij kleine industrieën aan te trekken. Zo vestigde zich de foto- en filmstudio 'Hollandia' in Uitgeest.

Pastoor Van der Loos kwam elke zondag in de ambtswoning van de burgemeester een borreltje drinken. In het begin van zijn ambtsperiode was de burgemeester genoodzaakt de pastoor tot de orde te roepen. Zo had Van der Loos de gewoonte om één van de katholieke onderwijzers in het dorp die tevens organist was in de kerk, te pas en te onpas voor de klas weg te halen om tijdens een bruiloft- of begrafenisdienst te spelen. Burgemeester Van de Ven riep de pastoor bij zich en maakte hem duidelijk, dat dit zo niet langer kon. Een week later kreeg de onderwijzer onverwacht weer de opdracht van de pastoor om zijn leerlingen in de steek te laten en als organist in de kerk dienst te doen. Direct daarna ontbood de burgemeester de pastoor bij zich en deelde hem mee dat als dit nog één keer zou gebeuren hij er officieel werk van zou maken. Hierna is dit niet meer voorgekomen.

 

De oorlogsperiode

In het begin van de Tweede Wereldoorlog eiste een Duits officier een kamer op in de ambtswoning van de burgemeester aan de Middelweg. Zijn adjudant kreeg een slaapplaats op de zolder. Begin 1943 kreeg de burgemeester samen met een aantal andere Noordhollandse burgemeesters een oproep om naar het beruchte bureau van de Sicherheitsdienst in de Euterpestraat te Amsterdam te komen. Van de Ven ging niet en verliet meteen Uitgeest met zijn gezin. Burgemeester Kalff uit Krommenie had wel gehoor gegeven aan de oproep en werd direct gearresteerd en als gijzelaar overgebracht naar het concentratiekamp te St.-Michielsgestel. Het gezin Van de Ven verbleef de eerste twee maanden in Venlo bij een broer van zijn vrouw. Daarna vertrokken zij naar Alkmaar waar zij in huis woonden bij een ver familielid, een oude mevrouw, op de Nieuwlandersingel. Inmiddels werd Van de Ven officieel door de Duitsers ontslagen als burgemeester. Een jaar reisde hij rond als controleur van de bedrijfsgroep van de grafische industrie om vervolgens onder te duiken in Uitgeest op de boerderij van Piet Buur op Dorregeest. Uit veiligheidsoverwegingen kenden zijn kinderen zijn verblijfplaats niet. Een tijdje later werd hij door twee bezoekers van de familie Buur ontdekt. Een van hen kwam direct daarna terug om de burgemeester te waarschuwen, dat het beter was om een ander onderduikadres te zoeken. Van de Ven vertrok naar het leegstaande nonnenklooster naast de rooms-katholieke jongensschool waar de Duitsers ingekwartierd waren. De nonnen waren vertrokken naar een huis op de Kleis. Eén van de nonnen bezorgde hem af en toe eten. 's Avonds ging hij regelmatig op de fiets naar Alkmaar om zijn vrouw op te zoeken. Vanuit zijn onderduikadres en via zijn vrouw in Alkmaar onderhield hij contacten met een verzetsgroep. In Uitgeest werd na het vertrek van de burgemeester, de NSB-er W.J.Masdorp aangesteld, die ook burgemeester van Castricum was.

 

periode 1945-1960

Direct na de bevrijding ging Van de Ven weer aan de slag als burgemeester. Net als in de rest van Nederland heerste er in Uitgeest grote woningnood. Aan de Hogeweg werd begonnen met de bouw van nieuwe woningen. Voor de watersport opende de burgemeester een nieuwe grote jachthaven. Het oude rechthuis werd gerestaureerd en bestemd voor de Kennemer Oudheid Kamer. Om het toenemende verkeer het hoofd te kunnen bieden werd de Geesterweg aangelegd. De burgemeester had belangstelling voor cultuur en ondersteunde de toneel- en muziekverenigingen in Uitgeest. Het financiële beleid in die naoorlogse jaren werd gekenmerkt door zuinigheid.

In november 1960 werd Petrus van de Ven 65 jaar en moest hij afscheid nemen als burgemeester. Hij verhuisde met zijn vrouw naar Alkmaar, waar hij nog enkele jaren als ambtenaar van de burgerlijke stand belast was met het voltrekken van huwelijken. Hij overleed daar in juni 1974.

overzicht van het totaal aan uitgaven op de begroting van de gemeente Uitgeest:

1813 7.744

1823 5.771

1833 4.590

1843 5.102

1853 7.391

1863 11.295

1873 23.678

1883 20.236

1893 27.274

1903 35.810

1913 93.659

1923 166.522

1933 264.101

1949 1.411.447

overzicht van de jaarsalarissen van burgemeesters

(bron: Rijksarchief in Noord-Holland (RANH), archief Prov.Bestuur. gemeenterekeningen Uitgeest)

1823-1866 200
1868-1878 300
1879-1881 400
1882-1897 600
1898-1906 700
1907-1913 900
1916 1150
1917 1300
1918 1900
1919-1927 3000
1937 3400



 

tabel: specificatie uitgaven van de gemeente Uitgeest 1853-1923

(uitgedrukt in guldens)

 

NB: Niet alle posten op de begroting van de gemeente staan in de tabel verwerkt.

 

toelichting:

* het bestuur: onder deze rubriek werden onder andere de jaarwedden van de

burgemeester, de secretaris en de ontvanger geregistreerd.

* onderhoud: met deze rubriek werd het onderhoud aan gemeente-eigendommen bedoeld.

* veiligheid: in deze rubriek staat het bedrag vermeld dat werd besteed aan de openbare veiligheid (salaris veldwachter en nachtwaker) en de brandweer

* totaal: de totale uitgaven van de gemeente van dat jaar

 

De totale uitgaven in 1933 waren opgelopen tot 264.101, een specificatie van uitgaven in de rubrieken weergegeven zoals voor de periode 1853-1923 werd niet meer gedaan.



 

jaar bestuur onderhoud veiligheid onderwijs armen totaal
1853 947 653 468 933 707 7391
1863 1154 1175 526 2809 1306 11295
1873 1483 1668 1055 2945 1156 23678
1883 2093 3944 1481 6975 879 20236
1893 2131 4983 1538 7813 999 27274
1903 2647 4159 1870 9564 1565 35810
1913 3864 5013 2768 8884 1547 93659
1923 15439 31517 6730 42589 21254 166522



 

tabel: uitgaven van de gemeente bestuur uitgedrukt in percentages (%) van de totale uitgaven.

jaar alg. bestuur onderhoud veiligheid onderwijs armen
1853 12.8% 8.8% 6.3% 12.6% 9,6%
1863 10.2% 10.4% 4.6% 24.8% 11.5%
1873 6.3% 7.0% 4,4% 12.4% 4.9%
1883 10.3% 19.5% 7.3% 34.5% 4.3%
1893 7.8% 18.3% 5.6% 28.6% 3.7%
1903 7.4% 11.6% 5.2% 26.7% 4.4%
1913 4.1% 5.3% 2.9% 9.5% 1.6%
1923 9.3% 19.0% 4.0% 25.6% 12.8%



 

terug

 


 

bijlage: overzicht van de gegevens van burgemeesters

 

afkortingen en symbolen:

* geboren/ gedoopt

+ overleden

o ouders

go grootouders

x huwelijk

k kinderen

b burgemeesterschap

l loopbaan

f funkties

g geloofsrichting

w woonadres

r familierelaties met andere burgemeesters

br gebruikte bronnen

 

Jan van Lith

* Nieuw-Lekkerland 30 mei 1750

+ Uitgeest 23 apr 1831, 80 jaar oud

o Anthonie van Lith (1712) en Barbara van Vuren

x Cornelia Jongebreur (*Ouderkerk a/d Amstel 22 feb 1759 +Uitgeest 2 dec 1834), dochter van Willem Jongebreur en ?

k Barbara (1779-1820)

Willem (1780-1843)

Anthonie (1782-1850) burgemeester van Uitgeest

Dirk (1784)

Neeltje (1786)

Jan (1789-1862) burgemeester van Bennebroek

Simon (1791)

Anna (1793)

Neeltje (1799-1875)

b Uitgeest 1799-1817

l waardschap Uitgeest 1794-1795

f molenmaker en timmerman; diaken, 1785 en ouderling van de Ned.Hervormde kerk, 1788,1795;

g Nederlands Hervormd

w op het Hoorne nr 77

br RANH, Mem.suc. inv.nr. 50



 

Gerrit Muntjewerff

* Koedijk 2 okt 1768

+ Uitgeest 30 dec 1847, 79 jaar oud

o Jan Gerritsz Muntjewerff (1744-1827), schoolmeester, schout Koedijk, secretaris Westwoud, burgemeester Oosterblokker en Dieuwertje Scheltus (1743-1804)

go Gerrit Klaasz Muntjewerff (*Wieringerwaard 1709- +Barsingerhorn 21-12-1756) en Aagje Cornelisd Hoogland (*Barsingerhorn 1-1-1712-Barsingerhorn- +onbekend)

x Uitgeest 27 okt 1792 Neeltje Garbrandsd Zeekant *Beets 10 sep 1769, + Uitgeest 22 jan 1844, dochter van Garbrand Mouritsz Zeekant en Guurtje Jansd. Baars

k Garbrand (1793-1795)

Guurtje (1797-1847)

Dieuwertje (1795-1823)

Maartje (1798-1847)

Garbrand (1799-1847)

Trijntje (1801-1835)

Johanna (1802-1824)

Jan (1803-1846)

Neeltje (1804-1852)

KLaas (1807-1807)

Klaas (1811-1812)

b Uitgeest 1817-1838

f koster en voorzanger van de kerk, schoolmeester, belastingontvanger

g Nederlands Hervormd

w Kerkbuurt

r Zijn vader was burgemeester van Oosterblokker

br A.G. Molendijk van der Ploeg, genealogie Muntjewerff in Gens Nostra 1981, p.189, 240, 431

RANH, PB 1814-1850, 2875, 1708 (nr.13575); Mem. suc. inv.nr. 2517;



 

Anthonie van Lith Jz

* Uitgeest 7 april 1782

+ Uitgeest 15 nov 1850, 68 jaar oud

o Jan van Lith *Nieuw Lekkerland 3-5-1750- +Uitgeest 23 apr 1831 en Cornelia Jongebreur (*Ouderkerk a/d IJssel 22 feb 1759 +Uitgeest 2 dec 1834)

go Anthonie van Lith (*Erichem (Buren) 25 dec 1712 +onbekend) en Barbara van Vuren; Willem Jongebreur en ?

x Krommenie 17 apr 1803 Jacoba Sluijk (*Krommenie 1779 +Uitgeest 31 jan 1853), dochter van Aris Sluijk en Aaltje Liets

k Cornelia (1803-1849)

Alida (1806-1871) x Jan van Nienes

Barbara (1809-1820)

Ermina (1812)

Jan (1815-1840)

Adrianus (1817-1882) burgemeester van Uitgeest

b Uitgeest 1838-1850

f fabrikeur

g Nederlands Hervormd

w op het Hoorne nr 74

r Zijn vader was burgemeester van Uitgeest; zijn jongere broer Jan van Lith was burgemeester van Bennebroek 1838-1853; zijn zoon Adrianus van Lith volgde hem als burgemeester van Uitgeest op in 1850; zijn kleinzoon Anthonie van Nienes werd burgemeester van Uitgeest 1882-1901

br RANH, Mem.suc inv.nr. 2523



 

Adrianus van Lith

* Uitgeest 20 nov 1817

+ Uitgeest 8 jan 1882, 64 jaar oud

o Anthonie van Lith (1782-1850) en Jacoba Sluijk (1779-1853)

go Jan van Lith (*Nieuw Lekkerland 3-5-1750 +Uitgeest 23 apr 1831) en Cornelia Jongebreur (*Ouderkerk a/d IJssel 22 feb 1759 +Uitgeest 2 dec 1834) en Aris Sluijk en Aaltje Liets

x Bennebroek 5 apr 1846 Barbara van Lith (nichtje) *Bennebroek 9 jan 1818, +Uitgeest 30 aug 1885, dochter van Jan van Lith en Maria Catharina van Alkemade

k Anthonie (1848-1934) burgemeester van Uitgeest

Maria Catharina (1850-1850)

Jan Adrianus (1853-1880)

Jacoba Maria (1854-1854)

Jacobus (1856)

Maria Catharina (1859)

Cornelia Barbara (1861)

Adrianus (1863)

b Uitgeest 1851-1882 en Akersloot (1852-1882)

f secretaris van Uitgeest

g Nederlands Hervormd

w op het Hoorne nr 73

r Zijn vader en grootvader waren burgemeester van Uitgeest geweest; zijn neef Anthonie van Nienes zou hem opvolgen als burgemeester; zijn zoon Anthonie werd in 1901 burgemeester van Uitgeest.

br RANH, Mem.suc. inv.nr. 2560



 

Anthonie van Nienes

* Barsingerhorn 27 okt 1830

+ Uitgeest 19 maart 1901, 70 jaar oud

o Jan van Nienes, grutter (*Alkmaar 10 nov 1800 +Barsingerhorn 8 jan 1890) en Alida van Lith (*Uitgeest 20 aug 1806 +Barsingerhorn 4 nov 1871)

go Klaas Nienes en Bregtje Klinkhamer; Anthonie van Lith, fabrikant en burgemeester van Uitgeest (1782-1850) en Jacoba Sluijk (1779-1853)

x Uitgeest 14 juli 1864 Gezina Margaretha Vooren (Sientje) (*Assendelft 21 juni 1836 +Uitgeest 6 juli 1897), dochter van Izaak Vooren en Margaretha Verweel

k Margaretha (1865)

Alida (1866)

Jacoba (1867-1939)

Cornelia Johanna (1868)

Jan (1869-1944)

Duifje (1871-1885)

Anthonie (1872)

Brigitta (Bregje) (1874)

Izaak Jacobus (1878-1879)

b Uitgeest 1882-1901

f secretaris van Uitgeest

g Nederlands Hervormd

w Bonkenburg

r Zijn grootvader was burgemeester van Uitgeest (1838-1850), zijn oom Adrianus van Lith was burgemeester van Uitgeest (1851-1882)

br RANH, PB 1851-1943, inv.nr. 3068; genealogie Van Nienes van A.P. van Nienes (Leeuwarden)



 

Anthonie van Lith Adrsz

* Uitgeest 15 okt 1848

+ Castricum 12 jun 1934, 85 jaar oud

o Adrianus van Lith (Uitgeest 1817-1882) en Barbara van Lith (Bennebroek 1818- Uitgeest 1885)

go Anthonie van Lith (1782-1850) en Jacoba Sluijk (1779-1853)

x Castricum 28 juli 1875 Maria Catharina van der Laan (nicht) (*Castricum 1854 +Uitgeest 11 jan 1931), dochter van Pieter Adrianus van der Laan, predikant te Castricum en Margaretha Jacoba van Lith (tante)

k Adriaan Herman (1877)

Pieter Adriaan (1878)

Margaretha Jacoba Barbara Maria (1885-1932)

b Uitgeest 1901-1925

f bloemist, veehouder, fabrikant van houtwerk

g Nederlands Hervormd

w op de Hoorne

r Zijn vader Adrianus van Lith en grootvader Anthonie van Lith waren burgemeester van Uitgeest geweest

br RANH, PB 1851-1943 inv.nr. 2979;



 

Johannes Marie van Roosmalen

* Deventer 28 sep 1878

+ Den Haag 23 nov 1960, 82 jaar oud

o Johannes Josephus van Roosmalen (*Zwolle 17 maart 1849 +Zwolle 13 dec 1907), landmeter en Maria Agatha Bertha van Hees (*Leiden 1850 +Amsterdam 15 nov 1914)

go Johannes Gerardus Jacobus van Roosmalen (*1813-ovl. Den Haag), architect en Maria Anna Catharina Stolte (1806-1863); Hermanus Otto van Hees en Maria Noordveen

x Eerste huwelijk: 's-Gravenhage april 1915: Maria Josepha Antonia Alferink (*Vught 28 apr 1871-+'s-Gravenhage 18 feb 1922), dochter van Carel Georg Alferink, geneesheer te Vught (*Alkmaar 27 juni 1838 + Vught 24 feb 1876) en Alida Maria Weenink (*Haarlem 10 jan 1843) Maria J.A.Alferink was eerder gehuwd geweest met dhr. Halewijn en had een zoon uit haar eerste huwelijk.

Tweede huwelijk: Den Haag 1 mei 1928 Maria Catharina Agnes Franses (*Den Haag 29 juni 1886 + Den Haag 19 nov 1949), dochter van Gerardus Antonius Franses en Maria Johanna Wilhelmina Becht

k geen kinderen

b Uitgeest 1925-1937

f kapitein der infanterie, volontair gemeentesecretarie Schipluiden

g Roomskatholiek

w ambtswoning Middelweg 5; na 1937: van Montfoortlaan 28 Den Haag

br RANH, PB 1851-1943 inv.nr. 3019/75;



 

Petrus van de Ven

* Heesch 3 nov 1895

+ Alkmaar 10 juni 1974, 78 jaar oud

o Albertus van de Ven (1858-1939), landbouwer en Petronella Langenhuijzen (1861-1918)

go Johannes van de Ven (*Heesch 1817 +Heesch 1893), landbouwer en Johanna van der Heijden (*Heesch 1827 +Heesch 1883)

x Eindhoven 17 aug 1928 Jacoba Petronella Henrica Custers (*Stratum 2 apr 1901 +Alkmaar 10 juni 1971), dochter van Alphonse Ludovicus Custers, beeldhouwer (1875-1930)

k Albèrt Pieter Willem Maria (Albèrt) (* Voorburg 11 dec 1934)

Petronella Lambertha Catharina Maria (Nelleke) (* Uitgeest 22 dec 1941)

Marie Josèph Henriëtte Jeanne (Marjo) (*Alkmaar 9 apr 1944)

b Uitgeest 1937-1960

g Roomskatholiek

w ambtswoning Middelweg 5 Uitgeest

br inlichtingen van de zoon van P. van de Ven, de heer A.P.W.M. van de Ven te Bergen; RANH, PB 1851-1943 inv.nr. 3070.1;


 

terug © copyright A.Meddens-van Borselen

 


Archiefbronnen:

Rijksarchief in Noord-Holland (RANH):

Arrondissementsbesturen 1811-1815 inv.nrs. 738, 801 (aantal huizen, molens), 886 (meest gegoede burgers van Uitgeest), 892 (scholieren), 948 (bevolkingstotaal), 740 (register civique/burgerlijst 1811), 748 (honderd hoogstaangeslagenen in Uitgeest = hoofdelijke omslag)

 

Archief Provinciaal Bestuur van Noord-Holland, 1814-1850:

(gemeenterekeningen: 4399, 4409, 4477, 4496) en

inventarisnummers: 2767 (register burgemeesters), 2875-2888 (gemeenteverslagen 1835-1850); 1708, briefnummer 13575;

 

Archief Provinciaal Bestuur van Noord-Holland, 1851-1943:

Kabinetsarchief van de Commissaris inventarisnummers: 2979 (Anthonie van Lith 1901); 3019, nr 75 (van Roosmalen); 3068 (van Nienes) 3070.1 (van de Ven); archief GS: gemeenterekeningen Uitgeest 1853-1943

 

Memories van Successie: inventarisnummers (50: Jan van Lith); (2517: Gerrit Muntjewerff); (2523: Anthonie van Lith); (2560: Adrianus van Lith)

Doop-, trouw- en begraafregisters van Uitgeest

registers Burgerlijke stand

 

Centraal Bureau voor Genealogie te 's-Gravenhage

Persoonskaarten (Van Roosmalen, Van de Ven)

 

Gemeentearchief Velsen

Bevolkingsregister Uitgeest

Archief gemeente Uitgeest (o.a. Gemeenteverslagen)

 

Algemeen Rijksarchief Den Haag

Stamboeken officieren (Van Roosmalen)

 

Gemeentearchief Deventer

Bevolkingsregister (Van Roosmalen)

 

Gemeentearchief Vlissingen

Bevolkingsregister (Van Roosmalen)

 

Gemeentearchief 's-Gravenhage

Bevolkingsregister (Van Roosmalen)

 

Regionaal archief Alkmaar

Bevolkingsregister Castricum (A. van Lith, 1848-1934)

 

Streekarchief Brabant Noord-Oost

Bevolkingsregister Heesch (Van de Ven)

 

Streekarchief de Liemers en Doesburg

Bevolkingsregister Doesburg (Van Roosmalen)

 

Gegevens voor de grafiek van het bevolkingsaantal van Uitgeest zijn afkomstig uit: RANH, het archief arrondissementsbesturen 1811-1815, inv.nr. 948; het archief van het provinciaal bestuur 1851-1914: het provinciaal verslag van Noord-Holland 1851,1861; en het jaarboek Noord-Holland 1870-1960 en Gemeentearchief Uitgeest inv.nr 88b, 7 jan 1818 en inv.nr. 91, 5 mei 1825)

 

literatuur

Grote en kleine monumenten van Uitgeest (Uitgeest 1987)

Holland rond 1840. Aspecten van het dagelijks leven op het Hollands platteland (Velsen/Den Haag 1990)

A. Doedens en L. Mulder, Een spoor van verandering. Nederland en 150 jaar spoorwegen (Baarn 1989)

T.de Goede e.a., 100 jaar kerk en parochie O.L.Vrouwe Geboorte Uitgeest, 1884-1984 (Uitgeest 1984)

A. Groen, Verpondingen op het Hollandse platteland: bron voor de lokale en regionale sociaal-economische geschiedenis. Het voorbeeld van Uitgeest (1690-1788) in: Historisch tijdschrift Holland 28 jrg. nummer 2 (1996)

Kadastrale atlas van Noord-Holland 1832 deel 1 Uitgeest

J.C. Krom, het Molenrijk Uitgeest. Uit de geschiedenis van een dorp (Uitgeest 1980)

L.Krouwels, Het roerige roomse leven in Uitgeest. (Uitgeest 1988)

J.C. van der Loos, Geschiedenis van Uitgeest (Haarlem 1925)

J.C. van der Loos, een kwart eeuw pastoor van Uitgeest, 1920-1945

A.G. Molendijk-van der Ploeg, genealogie Muntjewerff in: Gens nostra 1981. p.189, 240, 431