Soldaten en losbollen

 

Vaak zoeken onderzoekers tevergeefs naar geboorteakten en overlijdensakten in de registers van de Burgerlijke Stand. Hoe komt dat? Het antwoord is een enkele keer eenvoudig: de akten zijn nooit opgemaakt. Soms zijn mensen na een geboorte van een kind vergeten om naar het gemeentehuis te gaan en vaak wist de familie niet waar of wanneer iemand was overleden.

Vooral in de periode 1799-1815 zijn veel soldaten gesneuveld, waarvan het overlijden niet is geregistreerd. Via de archieven van de vrederechters is het vaak toch mogelijk om er achter wat er met hen is gebeurd.

 

Vader bij veldslag omgekomen

De Haarlemse Engelina Pabst wilde in 1818 trouwen. Voor het huwelijk had zij toestemming van beide ouders nodig. Haar vader was overleden. Engelina moest bij haar ondertrouw een akte van overlijden van haar vader inleveren, maar die had ze niet. Er was nooit een overlijden geregistreerd. Om toch te kunnen trouwen ging zij naar de vrederechter om een akte van bekendheid op te laten maken.

Engelina Pabst wonende aan de Hooimarkt te Haarlem en was geboren in 1783 te Den Haag. Zij wilde trouwen met Willem Gabel. Gabel was 27 jaar, was geboren te Hillegom,  en korporaal bij het regiment huzaren, dat in Haarlem gelegerd was. Gabel was de zoon van Jacob Mattheus Gabel en Gouda van Tol, beiden overleden. Zij was de dochter van Philippus van Pabst (Paps) en Agatha Sas (overleden).

Ze wist dat haar vader bij de veldslag in Noord-Holland in 1799 was overleden. Drie voormalige huzaren van diens regiment werden opgetrommeld. Christiaan Saris, Willem Barabas, Dirk van Laatum en Nicolaas van Wijngaarde van het regiment huzaren, waarin Philip Pabst was omgekomen, verklaarden dat zij Pabst hadden gekend en dat hij in 1799 bij de veldslag in Noord-Holland, was gesneuveld. Engelina Pabst (Paps) huwde 18 maart 1818 te Haarlem. Zij was 34 jaar oud en weduwe van Frans David Bourkain (Boukkain), die in het hospitaal te Dresden 12-9-1813 was overleden. Engelina Paps (Pabst) overleed te Den Haag 15-6-1825, 40 jaar oud. Hun dochtertje Agatha Engelina Gabel, overleed 27 juni 1825 jaar te Den Haag. Zij hadden al een zoon, geboren te Haarlem 13 dec.1817, Jacobus Antonius Matthijs. Hun zoon overleed op 20-jarige leeftijd te Soerabaja op 7 mei 1838 aan boord van een schip.

[Archief vredegerechten Haarlem inv.nr.  100, akte 14, jaar 1818; burgerlijke stand Haarlem en burgerlijke stand Den Haag.]

 

Overleden soldaat in Franse dienst

Jan Haringhuizen, 33 jaar dagloner te Schagen verklaarde voor de vrederechter ten behoeve van Cornelis Smit, broodbakker te Hoorn, dat hij Jacobus Smit heeft gekend, geboren te Hoorn. Dat zij tijdens de Franse conscriptie van de lichting van het jaar 1812 op 8 november 1812 tezamen  van Hoorn naar Amsterdam zijn vertrokken en beiden als fuselier in het 126e regiment van Ligne vertrokken zijn naar Luik, vervolgens naar Erfurt, waar zij ingelijfd zijn in het 123e regiment infanterie. Met dat regiment waren zij in de loop van de maand april 1813 naar Wittenberg vertrokken. Zij waren in augustus door een Pruisisch en een Russisch legerkorps ingesloten. Daar is Jacobus Smit ziek naar een hospitaal gebracht, waar hij hem dagelijks  bezocht. Jacob Smit was erg ziek en toen er weinig hoop op zijn leven overbleef, gaf deze hem op de 4e januari 1814 twee gouden oor en een vingerring met een kerkboek. Met de bedoeling dat als hij zou sterven, hij dit aan diens moeder Grietje van Boggum te Hoorn (weduwe van Abram Smit) moest geven. Op 15 januari is Jacobus Smit overleden. Jan Haringhuizen heeft dit bij terugkomst in Hoorn aan de moeder van de overleden soldaat verteld. [Vredegerecht Schagen inv 336, akte 1005, jaar 1824.

 

Vader in stilte vertrokken!

Jacob Smit wilde in 1817 trouwen met Geertrui Ausum. Hij  was 24 jaar en had toestemming nodig van zijn ouders. Zijn ouders waren Dirk Smit (Theodorus) en Zwaantje Lurinks (Suasanna  Leuring). Veertien jaar daarvoor had Dirk Smit echter het huis heimelijk verlaten. Hij had zijn vrouw en kinderen in de steek gelaten. De familie had nooit iets meer van hem vernomen. Men wist niet eens of hij nog in leven was. Bekenden van Jacob Smit legden over dit gebeuren een verklaring af. Het waren  Christoffel Sleeman wonende in de Vijfhoek, Pieter de Laat uit de Lakenstraat, Gerrit van Looij van de Raamgracht en Sander Kok die ook op de Raamgracht woonde. Zij zeiden dat zij Jacobus vele jaren gekend hadden en op de hoogte waren van het onverwachte vertrek van Dirk Smit, veertien jaar geleden. Jacobus was 24 jaar oud bij het huwelijk en bloemistknecht te Haarlem. Geertrui Ausum was te Bloemendaal geboren, 32 jaar oud en dienstmeisje. Zij was de dochter van Barend Ausum en Martijntje van Velsen,. Het huwelijk werd op 30 juli 1817 te Haarlem gesloten. Jacobus Smit  overleed 70 jaar oud te Haarlem op 18 mei 1864; Geertui overleed 28 nov 1859, 74 jaar oud. Hun zoon Bernardus Smit overleed 19 jaar oud te Haarlem op 12 okt.1838 (was te Bloemendaal geboren). Waar Theodorus (Dirk) Smit naar toe is gegaan, is onbekend. [Archief Vredegerecht Haarlem inv.nr 100 akte 78]

 

Pieter Wittebol, een vermiste losbol

Pieter Spierenburg schreef in zijn boek Zwarte schapen. Losbollen, dronkaards en levensgenieters in achttiende-eeuwse beterhuizen”  over mannen en vrouwen die op verzoek van hun familie opgesloten werden wegens krankzinnigheid, huiselijk geweld, verkwisting van geld of alcoholisme . Soms wilde de familie van zo’n lastig familielid af, omdat die de familie te schande maakte. Vaak vond de huwelijkspartner het dagelijkse leven met zo iemand ondragelijk geworden. In plaats van een echtscheiding, lieten ze de man of vrouw dan tijdelijk opsluiten in een beterhuis. Een beterhuis is volgens het woordenboek een particulier tehuis (gevangenis) voor maatschappelijk ontspoorden en geestelijk gestoorden. Hoe kon je een losbol op laten sluiten. Hiervoor moesten ze vanaf 1811 toestemming vragen aan de Rechtbank van Eerste Aanleg.  Als een echtgenote  wilde, dat haar man langer dan een jaar opgesloten bleef, moest zij elk jaar opnieuw een verzoekschrift indienen bij de rechtbank. Bij het maken van een index op de archieven van de Vredegerechten en de Rechtbank van Eerste Aanleg over de periode 1811-1838, is gebleken, dat in deze periode deze zaken ook regelmatig voorkomen . De Haarlemse Aagje de Jager, echtgenote van Pieter Wittebol, trommelde haar familieleden in 1817 op om zo’n verzoek in te dienen bij de rechtbank. Zij schreef : “Dat zij tot haar grievende smarte moet ondervinden, dat dezelve haare man, zich van tijd tot tijd, zodanig aan ’t bovenmatig gebruik van sterken drank te buiten gaat, en zich bovendien aan zulk een liederlijk gedrage levenswijze overgeeft, de suppliante en zijne bloedverwanten op de verregaandste wijze mishandelde, dat schrikbarende gevolgen te wagten zijn..” Het verzoekschrift wordt mede ondertekend door de broer en zuster van de boosdoener, Abraham Wittebol, Elizabeth Wittebol met haar echtgenoot Gerrit van Diezen en zijn zwager Jacobus Weeveringh (weduwnaar van Antje Wittebol) en de vader van de aanvraagster, Jan de Jager. De rechter machtigt Aagje om haar man op te sluiten onder de voorwaarde dat ze moet melden in welke instelling hij is opgesloten. In het archief van het vredegerecht van Haarlem in 1826 komen wij Pieter Wittebol en een aantal van zijn familieleden weer tegen. Jacob Weeveringh, borstelmaker in de Damstraat, Cornelis Hermans, zeilenmaker, aan het Donkere Spaarne, Petrus Vogelpoel, borstelmakerknecht aan de Oude Gracht, leggen op verzoek van Aagje de Jager, echtgenote van Pieter Wittebol, een verklaring af. Pieter Wittebol was, na het vonnis door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Haarlem in 1817, geplaatst in het verbeterhuis te Dordrecht. Hij was na twee jaar op 19 januari 1819 weer naar huis gekomen. Korte tijd daarna hervatte hij  zijn vorige levenswijze. Om te voorkomen, dat hij wederom werd opgesloten door zijn vrouw, is hij er op 9 april 1819 zonder bericht vandoor gegaan.  Na zeven jaren verklaart Aagje dat zij, zonder enige zorg, noch voor haar, noch voor hare kinderen door hem in de steek is gelaten. Aaltje Jager was op 3 december 1809 met Pieter Wittebol gehuwd. Op 13 oktober 1810 werd hun eerste kind Hillegonda geboren. Dit meisje overleed in november 1818. In de periode 1813-1819 werden er nog drie kinderen geboren. Neeltje werd geboren op 5 juni 1813 (overleden 28-1-1868 te Haarlem). Neeltje trouwde in 1840 te Haarlem met Antoine Charles de la Haije. Zij overleed in 1868 op 55-jarige leeftijd.Zoon Pieter werd te Haarlem geboren 31 oktober 1815. Vader Pieter Wittbol was toen 37 jaar en (turf)schipper. De familie woonde aan het Buiten Spaarne te Haarlem. Zoon Pieter werd later verwersknecht en huwde twee maal te Arnhem. Hij overleed 50 jaar oud te Arnhem in 1866. De jongste dochter Hillegonda werd op 8 november 1819 geboren. Haar vader was toen al niet meer thuis. Zij trouwde met Eduardus Mattheus Mossou en overleed op 45-jarige leeftijd te Rotterdam in 1865. Aagje (de) Jager overleed op 23 augustus 1848 op 59-jarige leeftijd. Waar Pieter Wittebol naar toe is verhuisd en wanneer hij is overleden, is nog onbekend.

[ Rechtbank van Eerste aanleg Haarlem inventarisnummer 42, akte 36, 30 september 1817]

[ Vredegerecht Haarlem,  inventarisnummer 104 akte 55 (1826), Burgerlijke Stand Haarlem]

 

Ongehuwde moeder eist geld voor de bevalling en de onderhoud van het kind

De ongehuwde Lijsbeth Visser, van beroep naaister, wonende te De Rijp stapte naar de vrederechter om geld voor de kraamkosten (honderd gulden) en voor het onderhoud van haar pasgeboren kind (geboren 31 maart 1813) te vragen van Jan Cornelis Zoon, schippersknecht. De gedaagde Jan Cornelis Zoon verklaarde dat hij naar de vrouw was gegaan. Hij vond daar zitten Pieter Minzinga en ene Siert, de eerste ongehuwd, de tweede gehuwd. Hij meldde dat zij met hun drieën gemeenschap met de rekestrant (Lijsbeth Visser) hadden gehad en haar ieder twee francs daarvoor hadden betaald. Hij zei: ”Dat hij haar dus als hoer heeft gebruikt en betaald en dien ten gevolge zich in gene delen met haar meerder verkiest en in te laten.” Jan Cornelis Zoon weigerde het document van de vrederechter te ondertekenen. Wie de echte vader was, kon niet bekend zijn. Of Lijsbeth Visser daarna naar de Rechtbank van Eerste Aanleg is gestapt, om daar de kwestie aan te kaarten, is niet bekend.

Wie was Lijsbeth Visser eigenlijk en wat is er geworden van haar kind?

Lijsbeth Visser was ca 1772 in De Rijp geboren, als dochter van Jacob Visser en Aaltje Simons. Zij woonde in de Kralingerbuurt. Zes jaar na de geboorte van haar kind overleed zij, ongehuwd,  op 48-jarige leeftijd. Zoon Jan trouwde op 27-jarige leeftijd te Beverwijk op 13 september 1840. Zijn echtgenote was de 27-jarige werkster Louisa van Riessen uit Beverwijk. Louisa van Riessen had al een zoontje, Willem Barend van Riessen, geboren in 1835 in Wijk aan Zee, waarvan de naam van de vader onbekend is. Deze zoon overleed in 1862. Op 25 januari  1841 werd hun zoon Johannes geboren. Louisa van Riessen was de dochter van Grietje Hen, de naam van haar vader staat niet vermeld in de geboorteakte. Grietje Hen was, bij de geboorte van dochter watermolenaarster, en woonde in de watermolen in de Wijkerbroek. Een paar maanden later trouwde Grietje Hen (44 jaar)  met de 33-jarige Jan van Riessen te Wijk aan zee. Bij het huwelijk werd dochter Louisa geëcht. Erg gelukkig moet het huwelijk uit 1840 van Jan Visser met Louisa van Riessen niet geweest zijn. In 1853 vraagt Louisa echtscheiding aan. Uit het vonnis van de rechtbank Haarlem (inventarisnummer 698, p 65) blijkt dat hij acht maanden na het huwelijk, op de zondag voor Pinksteren (21 mei 1841), zijn vrouw en zoon Johannes had verlaten om nooit meer terug te keren. Waar hij op dat moment woonde wist ze niet. De echtscheiding tussen Jan Visser en Louisa van Riessen werd uitgesproken op 5 juli 1853. Jan Visser hertrouwde op 21 december 1853 te Haarlem met Willemina van Biegten. Hij woonde in Haarlem in de Achterstraat (Spaarnwouderstraat). Waar Jan Visser is overleden is (nog) onbekend. Toen zijn zoon Johannes Visser in 1864 te Beverwijk trouwde, wist hij niet of zijn vader nog in leven was en waar hij woonde. Zijn moeder Louisa van Riessen was in Wijk aan Zee op 47-jarige leeftijd overleden, vier dagen na de geboorte van een levenloos geboren zoontje, in juni 1860. [Vredegerecht De Rijp inventarisnummer 319 akte 188, jaar 1813]

 

Met dank aan alle vrijwilligers van het Noord-Hollands Archief, die werken aan een index op de archieven van de vredegerechten. De vredegerechten zijn te raadplegen in het archief aan de Kleine Houtweg 18 te Haarlem, geopend op dinsdag en donderdag. (misschien eerst even bellen of het archief geopend  (023-5172700) is. Drs Annabella Meddens-van Borselen