terug © copyright A.Meddens-van Borselen


Anthonie van Lith (1848-1934)

burgemeester van 1901 tot 1925

De Commissaris der Koningin gaf echter in zijn voordracht voor een nieuwe burgemeester de voorkeur aan de 53-jarige wethouder Anthonie van Lith en schreef in zijn voordracht aan de Minister van Binnenlandse Zaken: ' Hij (Anthonie van Lith) schijnt een eenvoudig, rechtschapen man, behoort tot een burgemeestersfamilie in Uitgeest en is algemeen geacht en gezien. De predikant, de dokter en het hoofd der school en andere autoriteiten en 7/8 deel van de Uitgeestenaren zouden zijn benoeming toejuichen'. Voorts schreef hij dat in Uitgeest een boerenpartij en een zogenoemde burgerpartij bestond. Een andere kandidaat voor het burgemeesterschap, Jan van Nienes, zoon van de oud-burgemeester Anthonie van Nienes, was penningmeester van diverse polderbesturen in Uitgeest en behoorde tot de boerenpartij. De benoeming van Jan van Nienes zou deze boerenpartij te veel invloed geven. De aanbeveling van Anthonie van Lith door de Commissaris werd door de Minister overgenomen en hij werd bij Koninklijk Besluit tot burgemeester benoemd.

Anthonie van Lith die op 15 oktober 1848 werd geboren, was de zoon van burgemeester Adrianus van Lith en Barbara van Lith. Hij trouwde in 1875 met zijn nichtje Maria Catharina van der Laan. Haar moeder was, evenals zijn moeder, een dochter van de burgemeester van Bennebroek Jan van Lith. Zij kregen twee zoons en een zwakzinnige dochter. Evenals zijn voorouders woonde Van Lith aan het Hoorne nr. 6-8.

Van Lith maakte in zijn eerste gemeentelijke jaarverslag melding van nieuwe fabrieken: de kaasfabriek van Blokker, de kaasstremselfabriek van Visser, de Hollandse melksuikerfabriek (opgericht in 1897) en twee vogelkooienfabrieken, één van K.Zonjee en één van W. van der Eng en W. Rozenmeijer. Aan de Langebuurt werd in 1912 een rooms-katholieke school gebouwd. Twee jaar later werd de openbare lagere school geheel verbouwd. In 1916 besloot de gemeente haar medewerking te verlenen aan de oprichting van de waterleidingmaatschappij 'Midden Noord-Holland', waarvan het hoofdkantoor in Purmerend werd gevestigd. In datzelfde jaar schakelde de koekfabriek van A.L. Starreveld over van stoom op elektriciteit. De gemeente had een raadhuis nodig en kocht in december 1917 voor 8000, - de villa van de familie Brasser aan de Middelweg. Na de verbouwing kwam ook een burgemeesterskamer beschikbaar, maar Van Lith maakte hier geen gebruik van. Net als zijn voorgangers ontving hij zijn dorpsgenoten in zijn woonhuis. Door een subsidie van de gemeente kon de kruisvereniging 'het Witte Kruis' voor het eerst een wijkverpleegkundige aanstellen. Het gemeentebestuur gaf de woningbouwvereniging 'Goed wonen' een subsidie voor de bouw van 25 woningen en besloot tot de aanleg van een elektriciteitsnet in de gemeente. Ook in 1920 kreeg de woningbouwvereniging steun van de gemeente.

Naast burgemeester was Anthonie van Lith voorzitter van de kruisvereniging 'het Witte-Kruis', erevoorzitter van de toneelvereniging 'Vondel' en directeur van de Boerenleenbank. In 1923 verkocht hij het huis aan het Hoorne samen met zijn bedrijf aan de timmerman Hermanus Rookhuizen. Het huis was al van voor 1832 familiebezit. Met zijn vrouw en dochter verhuisde hij naar een woning op de Middelweg, ten noorden van het postkantoor.

Van Lith was al 77 jaar oud, toen hij in 1925 ontslag nam als burgemeester. Vijf jaar later overleed zijn vrouw. In oktober 1931 verliet hij Uitgeest en ging hij met zijn zwakzinnige dochter Sientje bij zijn oudste zoon in Castricum wonen. Deze zoon, Adriaan Herman, was bloemkweker. Zijn andere zoon Pieter Adriaan was werkzaam als scheikundige in Nederlands Indië. In 1932 stierf zijn dochter. Twee jaar later stierf Anthonie van Lith, 85 jaar oud, in Castricum. Hij werd op het openbare kerkhof van Uitgeest in het familiegraf begraven.

Er was een einde gekomen aan de meer dan honderd jaar bestaande familieregering van Van Lith, die in 1817 alleen onderbroken werd door de benoeming van Gerrit Muntjewerff.