terug © copyright A.Meddens-van Borselen


Petrus van de Ven (1895-1974)

burgemeester van 1937 tot 1960

In 1937 werd door de Commissaris der Koningin Roëll een burgemeester voor Uitgeest gezocht, die opgewassen was tegen de dominante en zeer invloedrijke pastoor J.C. van der Loos. Ook in katholieke kringen was men beducht voor de toenemende invloed van de pastoor die het gemeentebestuur graag naar zijn hand zette. De nieuwe burgemeester moest iemand zijn die met tact en beleid aan dit streven weerstand kon bieden, zonder daarbij conflicten met de geestelijkheid op te roepen. Voor dit doel werd door de inwoners van Uitgeest de heer van Hulten, de gemeentesecretaris, naar voren geschoven. Deze had echter officieel met het rooms-katholieke geloof gebroken. Voor de Commissaris was het uitgesloten dat hij tot opvolger benoemd zou worden in een overwegend rooms-katholieke gemeente. Bovendien beschikte de heer Van Hulten waarschijnlijk over te weinig tact om conflicten te kunnen vermijden. De rooms-katholieke Petrus van de Ven werd als eerste op de nominatie gezet en benoemd. Van hem werd verwacht dat hij de pastoor goed tegenspel zou kunnen bieden. Bovendien vond de Commissaris het gunstig dat Van de Ven kennis had van de landbouw, aangezien Uitgeest voor het grootste deel nog agrarisch was.

Petrus van de Ven was geboren in het Brabantse Heesch op 3 november 1895. Hij kwam uit een geslacht van landbouwers en was de zoon van Albertus van de Ven en Petronella Langenhuijzen. Ervaring met het besturen van een gemeente had hij opgedaan op de gemeentesecretarieën van Oldenzaal, Berghem, Leidschendam en Stompwijk-Veur. Hij huwde in 1928 te Eindhoven met Jacoba Petronella Henrica Custers, een dochter van de Brabantse beeldhouwer Alphonse Custers. Ze kregen een zoon en twee dochters. Bij zijn aantreden in 1937 werd de nieuwe burgemeester geconfronteerd met een grote werkloosheid. De kleine (bollen)boeren en tuinders leefden in grote armoede. Van de Ven zette zich voor deze bevolkingsgroep in en wist voor hen een subsidie los te krijgen bij het Nationaal Crisiscomité in Den Haag. Voorts probeerde hij kleine industrieën aan te trekken. Zo vestigde zich de foto- en filmstudio 'Hollandia' in Uitgeest.

Pastoor Van der Loos kwam elke zondag in de ambtswoning van de burgemeester een borreltje drinken. In het begin van zijn ambtsperiode was de burgemeester genoodzaakt de pastoor tot de orde te roepen. Zo had Van der Loos de gewoonte om één van de katholieke onderwijzers in het dorp die tevens organist was in de kerk, te pas en te onpas voor de klas weg te halen om tijdens een bruiloft- of begrafenisdienst te spelen. Burgemeester Van de Ven riep de pastoor bij zich en maakte hem duidelijk, dat dit zo niet langer kon. Een week later kreeg de onderwijzer onverwacht weer de opdracht van de pastoor om zijn leerlingen in de steek te laten en als organist in de kerk dienst te doen. Direct daarna ontbood de burgemeester de pastoor bij zich en deelde hem mee dat als dit nog één keer zou gebeuren hij er officieel werk van zou maken. Hierna is dit niet meer voorgekomen.

De oorlogsperiode

In het begin van de Tweede Wereldoorlog eiste een Duits officier een kamer op in de ambtswoning van de burgemeester aan de Middelweg. Zijn adjudant kreeg een slaapplaats op de zolder. Begin 1943 kreeg de burgemeester samen met een aantal andere Noordhollandse burgemeesters een oproep om naar het beruchte bureau van de Sicherheitsdienst in de Euterpestraat te Amsterdam te komen. Van de Ven ging niet en verliet meteen Uitgeest met zijn gezin. Burgemeester Kalff uit Krommenie had wel gehoor gegeven aan de oproep en werd direct gearresteerd en als gijzelaar overgebracht naar het concentratiekamp te St.-Michielsgestel. Het gezin Van de Ven verbleef de eerste twee maanden in Venlo bij een broer van zijn vrouw. Daarna vertrokken zij naar Alkmaar waar zij in huis woonden bij een ver familielid, een oude mevrouw, op de Nieuwlandersingel. Inmiddels werd Van de Ven officieel door de Duitsers ontslagen als burgemeester. Een jaar reisde hij rond als controleur van de bedrijfsgroep van de grafische industrie om vervolgens onder te duiken in Uitgeest op de boerderij van Piet Buur op Dorregeest. Uit veiligheidsoverwegingen kenden zijn kinderen zijn verblijfplaats niet. Een tijdje later werd hij door twee bezoekers van de familie Buur ontdekt. Een van hen kwam direct daarna terug om de burgemeester te waarschuwen, dat het beter was om een ander onderduikadres te zoeken. Van de Ven vertrok naar het leegstaande nonnenklooster naast de rooms-katholieke jongensschool waar de Duitsers ingekwartierd waren. De nonnen waren vertrokken naar een huis op de Kleis. Eén van de nonnen bezorgde hem af en toe eten. 's Avonds ging hij regelmatig op de fiets naar Alkmaar om zijn vrouw op te zoeken. Vanuit zijn onderduikadres en via zijn vrouw in Alkmaar onderhield hij contacten met een verzetsgroep. In Uitgeest werd na het vertrek van de burgemeester, de NSB-er W.J.Masdorp aangesteld, die ook burgemeester van Castricum was.

periode 1945-1960

Direct na de bevrijding ging Van de Ven weer aan de slag als burgemeester. Net als in de rest van Nederland heerste er in Uitgeest grote woningnood. Aan de Hogeweg werd begonnen met de bouw van nieuwe woningen. Voor de watersport opende de burgemeester een nieuwe grote jachthaven. Het oude rechthuis werd gerestaureerd en bestemd voor de Kennemer Oudheid Kamer. Om het toenemende verkeer het hoofd te kunnen bieden werd de Geesterweg aangelegd. De burgemeester had belangstelling voor cultuur en ondersteunde de toneel- en muziekverenigingen in Uitgeest. Het financiële beleid in die naoorlogse jaren werd gekenmerkt door zuinigheid.

In november 1960 werd Petrus van de Ven 65 jaar en moest hij afscheid nemen als burgemeester. Hij verhuisde met zijn vrouw naar Alkmaar, waar hij nog enkele jaren als ambtenaar van de burgerlijke stand belast was met het voltrekken van huwelijken. Hij overleed daar in juni 1974.